.... WORDT VERVOLGD....
Het prille ontstaan van het GR-padennet in Europa en in het bijzonder van Europa's langste Grote Routepad, de GR 5, danken we in de eerste plaats aan de Fransen, met name aan Jean Loiseau, de Touring Club de France en vele andere enthousiaste Franse wandelaars. Maar de inbreng van een bijzonder gedreven Brusselaar, Maurice Cosyn (1895 -1951) was niet alleen inspirerend maar ook doorslaggevend voor het Franse initiatief. De doordachte ideeën en de systematische aanpak door Maurice Cosyn voor de ontwikkeling van het Belgisch en Luxemburgs Ardennennet aan wandelwegen in de jaren '30 van vorige eeuw, waren cruciaal als inspiratiebron voor het toekomstig GR-net. Dat is een erg onderbelicht luik in het ontstaan van GR-wandelen op het Europese continent. Het Belgische net aan wandelwegen was voor de Fransen hét te volgen voorbeeld om het ook zo in hun land aan te pakken. Vanuit Frankrijk waaierde het met witrode streepjes bewegwijzerde net van lange wandelroutes later over nogal wat Europese landen uit. We plaatsen het ontstaan van 'GR-wandelen' met dit onderzoek dus in een ander - nooit eerder gepubliceerd - perspectief. Opvallendste wijziging is dat we het verhaal beginnen bij de Brusselse familie Cosyn. Je leest er alles over in dit exclusieve verslag, waarin ook de Grande Randonnée 5 (GR 5) een belangrijke pioniersrol heeft...
Maurice Cosyn was de zoon van de in Laken wonende Arthur Cosyn (1868 - 1927). Vader Cosyn was bijzonder aktief in de lokale politiek van de gemeente Laken maar maakte toch vooral regionaal naam door de boeken en gidsen waarin hij wandelideeën in en rond Laken, Brussel en Brabant met heemkundekennis doorspekte. Zijn gidsen waren echt gericht op de Brusselaar die op zondagsuitstap wou naar 'de boerenbuiten' rond Brussel. Arthur Cosyn was bovendien ook een belangrijk en gewaardeerd medewerker tijdens de prille groeiperiode van de invloedrijke toeristische vereniging Touring Club de Belgique (vanaf 1895) en de Vrienden van het Zoniënwoud (vanaf 1909). Hij publiceerde tevens de eerste toeristische fietsgids voor de 'Vélocipède'. Zoon Maurice studeerde met onderscheiding af als ingenieur aan de Brusselse universiteit en werkte daarna enige tijd in toenmalig Belgisch Congo. Terug in België, trad hij voluit in de toeristische voetsporen van zijn vader, met een grote voorliefde voor te-voet-beleving van de Ardense landschappen, natuur en cultuur.
Als twintiger publiceerde Maurice Cosyn zijn eerste (franstalige) toeristische gidsen over Ardense plaatsen, regio's en riviervalleien, de 'Guides Cosyn'. De gidsen waren een instant succes, omwille van de vlotte leesbaarheid en toegankelijkheid van de teksten en de vele concrete bezoekerstips, verzameld uit de eerste hand en met medewerking van de plaatselijke toeristische diensten of gemeenten. Voor heel wat Ardense dorpen en regio's was de Cosyn-gids dé referentie als bezoeker. Ze groeiden snel uit tot de meest succesvolle Belgische toeristische gidsenreeks van de 20ste eeuw. Sommige edities kregen in de loop van de volgende halve eeuw wel 10 à 15 heruitgaven. Speciaal voor de Nederlandse en Britse markt werden ook enkele Nederlandstalige en Engelstalige versies gepubliceerd.
De Ardennen hadden voor Cosyn geen landsgrenzen, ook de Franse Ardennen en het Groot-Hertogdom Luxemburg behoorden van begin af aan tot "zijn werkgebied", resulterend in bezoekers- en wandelgidsen over steden en regio's in deze grensregio's, zoals Givet, Charleville, Sedan of de Bovensûre. Maurice Cosyn was een innemend, bescheiden maar ook bevlogen man, alom gerespecteerd. Puur commercieel bekeken was hij zonder twijfel een succesvol verkoper van een toeristisch produkt maar zijn liefde voor de Ardennen en voor wandelroutes in het bijzonder oversteeg dat commercieel belang. Zo begon hij vanaf 1934 in samenwerking met lokale toeristische organisaties langere wandelroutes te ontwerpen en met hulp van medewerkers zelf te realiseren met bewegwijzering op het terrein en beschrijving. De pioniersprojecten lagen in het uiterste zuiden van de provincie Luxemburg (Aarlen, Bouillon, Florenville, Habay, het Woud van Anlier, Martelange) en aansluitend in het Groot-Hertogdom Luxemburg de valleien van Sûre, Moezel en de Zeven Kastelen. Bewegwijzerde langeafstandsroutes waren eigenlijk niet echt een nieuwigheid in België. Tussen 1909 en 1914 poogden Le Vieux Liège en Charles Comhaire al een Ardennenwandelnet uit te bouwen, gebaseerd op het systeem van het Eifelverein.
In 1935 vroeg de overheid van het Groot-Hertogdom Luxemburg hem zelfs om een nationaal padennet te ontwikkelen voor het hele land. Sentier du Nord, Sentier de l'Our, Sentier de la Haute Sûre, Sentier de la vallée des 7 châteaux, Sentier de la Moselle, enz.... zijn allemaal padtrajecten die door Cosyn werden ontworpen rond 1935 en die ook vandaag nog bestaan.

In de loop van 1935 komt de 40-jarige Maurice Cosyn ook met de toen machtige Touring Club de Belgique (TCB) overeen om ook in België (lees: vooral de Ardennen) een uitgebreid padennet uit te bouwen. TCB had vanaf 1921 ondermeer in en rond de valleien van Lesse en Semois wel kortere Ardennenpaden succesvol toegankelijk gemaakt maar wat nu op stapel stond was toch van een andere dimensie. TCB trekt een stevig budget uit voor de realisatie. Na goedkeuring in november 1935 van het Cosyn-plan door het Ministerie van Transport (waaronder ook toerisme ressorteerde), kan dat budget worden aangedikt tot een half miljoen franken. Een aanzienlijk bedrag voor die tijd.
Maurice Cosyn wordt door TCB benoemd als chef van hun nieuw gecreëerde departement voor wandelpaden. Aanvankelijk had hij zelf de eerste paden op het terrein mee bewegwijzerd, zoals het Wandelpad van de Zeven Kastelen (Aarlen - Mersch). Het werd hem ongetwijfeld snel duidelijk dat voor een groot padennet ook enorm veel medewerkers nodig waren, vandaar zijn integratie in de Touring Clubs van België en Luxemburg. Het Luxemburgs padenplan ging al in 1934 - 1935 van start. Startschot voor het Belgisch Ardennenplan: 1 januari 1936. En het ging met zevenmijlslaarzen vooruit als je bedenkt hoeveel jaren er vandaag nodig zijn vooraleer een wandelroute kan worden geopend, ondanks veel snellere communicatiemiddelen.
Begin maart 1936 kan Cosyn zijn padenplan publiceren in het ledenblad van Touring Club en er wordt meteen werk van gemaakt op het terrein. Op amper 4 jaren tijd slaagden Cosyn, Touring Club en andere toeristische organisaties er in om zowat 2/3de van dat plan voor de Ardennen ook effectief te realiseren. Bijna 1000 km aan opengestelde TCB-wandelpaden, voor het overgrote deel gebruik makend van reeds aanwezige paden in het landschap. Ze werden ook wel eens vaker 'de Cosyn-paden' genoemd. Bewegwijzering wordt aangebracht, rustbanken worden her en der geplaatst, evenals een aantal "belvédères" die toegankelijk worden gemaakt met trappen en overdekte kiosken. Routebeschrijvingen worden gepubliceerd in het tweewekelijks ledenblad van TCB maar uiteraard en vooral ook in de Cosyn's eigen reis- en wandelgidsen.
Maurice Cosyn droomde vanaf de presentatie van het padenplan in 1936 echter al verder, letterlijk: er moest een Internationaal Wandelpad (Sentier International) worden gerealiseerd dat vanaf Maastricht tot het Luxemburgse Diekirch zou lopen. Vanuit Nederland gedeeltelijk over het bestaande Nederlandse padennet van de ANWB, door de Belgische Ardennen via TCB-paden en door Luxemburg over het eveneens door Cosyn gecoördineerde Luxemburgse nationale padennet in uitbouw. Er doet zich een uitstekende gelegenheid voor om de partners in de Belgische buurlanden warm te maken voor het project...

In 1936 ontstaan er op toeristisch vlak spanningen tussen Nederland enerzijds en België / Luxemburg anderzijds. Door een erg sterke en dus dure gulden ontvangt Nederland nog amper buitenlandse toeristen. Nederlanders daarentegen trekken wel massaal de grens over, om vakanties door te brengen bij hun zuiderburen in België en Luxemburg. De Nederlandse overheid wil daarom zijn eigen inwoners die de grens over trekken extra belasten met een toeristentax. Van Belgische zijde wordt niet gereageerd met represailles maar er komt in oktober 1936, onder leiding van de Touring Clubs en de A.N.W.B. internationaal overleg tot stand. Maurice Cosyn speelt in die onderhandelingen als verzoener een succesvolle rol. Zijn eigen wandelgidsen waren een referentiekaartje bij uitstek en bovendien was hij overal waar hij verscheen een begenadigd en gerespecteerd spreker, die mensen kon overtuigen. Een van zijn aktievoorstellen om de vriendschappelijke band tussen de drie landen opnieuw aan te sterken is de creatie van een Internationale Wandelweg tussen ’s-Hertogenbosch en Luxemburg. Daarmee is de toon gezet.

First things first echter: eerst moet TCB via zijn ‘padenmanager’ Cosyn een eigen Belgisch traject uitbouwen dat kan worden ingepast in die toekomstige Internationale Wandelweg. Dat uit te bouwen traject kreeg de padnaam "Sentier des Ardennes" (Ardennenweg). Hiermee ontkiemde in het voorjaar van 1936 een wandelroute die 20 jaren later langzaam zou uitgroeien tot de beroemde GR 5 tussen de Noordzee en de Middellandse Zee. Cosyn voorzag - misschien wat overmoedig - dat deze Internationale Wandelweg nog datzelfde jaar (1936) zou kunnen worden opengesteld. Gezien het padenwerk in veel (voornamelijk) Ardense regio's simultaan plaats vond en Cosyn ondertussen ook nog eens het Luxemburgse nationale net uitbouwde, gebeurde die officiële openstelling van de Ardennenweg en bij uitbreiding de hele Internationale Wandelweg tussen ’s-Hertogenbosch en Luxemburg pas in 1939. Maar deze lange wandelroute bleef dus geen droom, ze kwam er… al hingen donkere oorlogswolken al over de Ardennen aan de vooravond van WO II.
De 155 km lange Ardennenweg vormde dus het Belgische luik van wat uiteindelijk het Sentier International (de Internationale Wandelweg) werd en die het Nederlandse 's-Hertogenbosch verbond met de stad Luxemburg in het Groot-Hertogdom. De Nederlandse ANWB ging mee in het project. Vanuit ’s-Hertogenbosch werd gedeeltelijk gebruik gemaakt van al bestaande, bewegwijzerde bondswandelwegen, andere delen werden speciaal uitgetekend voor de Internationale Wandelweg. In Luxemburg kon Maurice Cosyn gewoon gebruik maken van het nationale padennet dat hij zelf had ontworpen in opdracht van de nationale Luxemburgse overheid en dat inmiddels grotendeels was gerealiseerd. Vanuit het Belgische grensdorp Burg Reuland werd zo zuidelijker aangesloten op het Luxemburgse Noordpad, het Sentier de la Petite Suisse en Sentier de l’Alzette.
De route was voorlopig 513 km lang, waarvan 241 km in Nederland, 163 km door België en 109 door Luxemburg. Het traject: (NL) - 's-Hertogenbosch - Oirschot - Weert - Roermond - Susteren - Sittard - Valkenburg - Maastricht - (B) - Kanne - Visé - Luik - Pepinster - Verviers - Stuwdam Gileppe - Eupen - Robertville - Malmedy - Sankt Vith - Burg Reuland - (Lux) - Troisvierges - Clervaux - Diekirch - Larochette - Mersch - Luxemburg.

Cosyn was ook goed op de hoogte van wat in het buitenland reeds werd gerealiseerd. Zo was hij vertrouwd met het pionierswerk aan wandelroutes uit eind 19de, begin 20ste eeuw in ondermeer de Vogezen, het Zwarte Woud en Nederland. In de aanloop naar de openstelling van de Internationale Wandelweg zocht hij ook intensief contact met de Franse Club Vosgien, nadat hij eerst zelf meerdaags op verkenning was geweest over de paden van de Vogezenclub. Voor de lange verbinding naar de Vogezen tekent Cosyn in samenspraak met personen uit Thionville, Knutange en Metz zelf een traject uit. in het voorjaar van 1939 organiseert Cosyn hierover een vergadering te Parijs, in aanwezigheid van ondermeer leden van de Club Vosgien en de Touring Club de France (TCF). Met 10.000 frank steun door TCF zal de Club Vosgien de wandelverbinding realiseren. Voorziene openstelling tegen de zomer van 1939 aanvankelijk onder de naam Trans-Lotharingenpad (Sentier Trans-Lorrain), later 'Lotharingenpad' (Sentier de Lorraine). De Internationale Wandelweg zou zo kunnen aansluiten op het al sinds 1897 bestaande 'parcours principal' (300 km) van de Vogezenclub, dwars door het meest bergachtige deel van de Vogezen. Door de oorlogsspanning zou het Lotharingenpad er echter niet tijdig komen. Zo werd de kans gemist om nog voor de jaren '40 de totale Internationale Wandelweg te laten uitgroeien tot zo’n 1200 km lengte. De route zou dan voorlopig eindigen in de buurt van de Zwitserse grens bij Mulhouse...
Woensdag 19 juli 1939 was het zover. In het centrum van ’s-Hertogenbosch, ter hoogte van de Vughterbrug / Willem van Oranjelaan, onthulde burgemeester van Lanschot bij het officiële startpunt van de Internationale Wandelweg een kleurrijk bord van kunstenaar André Verhorst, dat een wandelend meisje voorstelt, getooid met een hoofddoek in de Nederlandse, Belgische en Luxemburgse nationale kleuren. Met veel toespraken wordt daarna het eerste deel van de Internationale Wandelweg plechtig voor geopend verklaard. Er is heel wat hoog gezelschap aanwezig om Cosyn’s overkoepelend initiatief in te huldigen: bestuursafgevaardigden van de A.N.W.B. en de Belgische en Luxemburgse Touring Clubs, allerlei hoogwaardigheidsbekleerders en overheidsvertegenwoordigers, waaronder het voltallige gemeentebestuur van Den Bosch.
Het is trouwens Den Bosch’ burgemeester van Lanschot zelf die de show steelt; voor de gelegenheid heeft hij zich gekleed in wandeluitrusting met pofbroek, wollen trekkingkousen en wandelstok. In zijn enthousiasme droomt hij al van een Internationale Wandelweg die vanuit zijn ’s-Hertogenbosch doorloopt tot in Brindisi (Zuid-Italië) en zelfs tot in Afrika. Hij zal de Luxemburgse burgemeester per brief uitdagen om vanuit zijn stad te voet richting noorden te trekken om zo mekaar ergens halverwege de Internationale Wandelweg te ontmoeten! Dat zag zijn Luxemburgse collega niet zo zitten en van Lanschot maakte dan maar het alternatieve plan om – startend vanuit Luxemburg - elk jaar een drietal etappes te wandelen richting Den Bosch….
De ambiance zat er daar tussen het internationale gezelschap goed in. Daarna gaat het in bussen naar Vught bij natuurgebied De IJzeren Man voor een plaatselijke inwandeling tussen hotel ‘De Hut’ en de Vughtse Heide. Tijdens het ‘noenmaal’ in Chalet Royal wordt er lustig verder gespeecht en voor Maurice Cosyn wacht een grote verrassing.

Uit het ANWB-tijdschrift de Kampioen: “een woord van speciale hulde wordt gericht aan den heer Maurice Cosijn (sic), dien “eminenten bevordereraar van het toerisme” en onder grooten bijval werd mede gedeeld dat het H.M. de Koningin had behaagd den heer Cosijn te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Ir. Cosijn (sic) dankte met groote ontroering voor deze onderscheiding, waarbij hij er aan herinnerde, dat België in 1934 eigenlijk geen wandelwegen kende, in tegenstelling met Nederland en Luxemburg. Maar sindsdien is ook in België een uitgestrekt net aan wandelwegen tot stand gekomen. Sedert lange jaren heb ik gewenscht dat de betrekkingen tusschen onze landen nauwer zouden worden en nu zie ik, dat de verstandhouding dag na dag mooier wordt. Thans is daar de internationale wandelweg als een nieuw blijk van wederzijdsch vertrouwen en samenwerking. Met een: Leve de Belgische, Luxemburgsche, Nederlandsche vriendschap, leve de A.N.W.B., leve Nederland, besloot de heer Cosijn zijn luid toegejuichte reden.”

Het toekennen van de koninklijke onderscheiding aan Maurice Cosyn moet ook in een breder licht worden bekeken. Vergeten we niet dat Cosyn in 1936 als gezant van Touring Club sterk betrokken was bij de ontmijning van de toeristische spanningen tussen B / NL / Lux met allerlei succesvolle initiatieven.
Als alle speeches zijn uitgesproken trekken de delegaties van de drie landen “met de moderne zevenmijlslaarzen” (auto’s!) verder richting zuiden. In Maastricht wacht hen op een terras bij Fort Sint-Pieters (ook vandaag nog een passagepunt van GR 5) “een gezellige, niet-officieele thee” aangeboden door de burgemeester.
De rit gaat daarna de grens over en in Eupen, in de zoom van het uitgestrekte Hertogenwald, wordt tegen zonsondergang het Belgische deel (de Ardennenweg) ingehuldigd, opgeluisterd door een mannenkwartet die “lustige trekkersliederen” zingen.

“Een plechtigheid die door niemand ooit zal worden vergeten. Het was zoo simpel, er waren bijna geen woorden bij noodig. Het lint in de Belgische kleuren, dat over het pad gespannen was, trilde even, telkens als er een vlaag langs streek, en het rood en het geel leken op een fantastische streep van een regenboog, tot de burgemeester van Eupen dien regenboog doorknipte en de weg naar Luxemburg, maar vooral naar de pracht van de Ardennennatuur, voor ons open lag.” (citaat uit De Kampioen)

Nog is de openingsdag niet ten einde; ’s avonds wordt er vanaf 21 u, bij een banket in hotel Schmitz-Roth nog lustig verder gespeecht er wordt Maurice Cosyn nogmaals verbaal op een voetstuk geplaatst.
Tegenwoordig passeert het traject van GR 5 niet meer door Eupen en door de Hoge Venen. Dat historische traject wordt vandaag wel grotendeels gevolgd door GR 573. Het internationale gezelschap begeeft zich de volgende morgen met auto’s via de Vesder-stuwdam (in aanbouw) naar de uitkijktoren van Botrange om er even van het wijde uitzicht over de Hoge Venen te genieten. In de omgeving van de stuwdam van Robertville, hoog boven het Warche-dal, worden ze opgewacht door het gemeentebestuur van Malmedy en andere plaatselijke belanghebbenden. Na het gebruikelijke rondje toespraken gaan ze een stukje te voet verkennen om aan het einde een “déjeuner sur l’herbe” aangeboden te krijgen:

“We liepen door smalle laantjes in dichte sparrenbosschen, waar nog nimmer in gedund scheen te zijn, we kwamen langs weilanden vol margrieten en paarse plekken geurende thijm, over leemweggetjes met wiegende schermbloemen tegen de bermen en voorbij pas gemaaide stukjes grond, waar het hooi in groote bulten te drogen lag.” (citaat uit De Kampioen)
Het is Maurice Cosyn zelf die hier te voet gidst over de Internationale Wandelweg… het loopt echter wat verkeerd!

“Maar toen we heel lang geloopen hadden, begon er in de voorhoede verwarring te ontstaan, er werd beraadslaagd, er werd gewezen, we moesten een stukje terug, en nog een stukje terug, tot eindelijk het hooge woord er uit kwam: we waren verdwaald! En noch de inwoner van Malmédy, noch de koning der Ardennen – wiens pad, het zij tot zijn eer gezegd, wij ook niet gevolg hadden – wisten, waar we dan wél heen moesten. Andere weggetjes werden ingeslagen weer naar boven, weer terug door het hek van de margrietenwei, en nu naar links bij de splitsing tusschen de berkenboompjes, inplaats van naar rechts, tot we eindelijk in de verte, aan het einde van een laantje de vrachtauto zagen, die de ingrediënten voor het déjeuner de bergen in had gebracht. Toen wezen weldra de rood-wit-blauwe en zwart-geel-roode vlaggen den weg naar de tafel, die bedekt was met lekkernijen en waar we om heen moesten blijven staan, omdat “l’herbe” bestond uit boschbessenstruiken zoo vol vruchten, dat het niet mogelijk was te gaan zitten zonder er prompt boschbessenjam van te maken.”
(citaat uit De Kampioen)
Het gezelschap verlaat die 20st juli 1939 ook het Belgische deel van de Internationale Wandelweg, in vlotte vaart gaat het met auto’s via Sankt Vith naar het laatste Belgische dorp, Burg Reuland (in 1964 ook inhuldigingsplaats van GR 5 en ook vandaag nog passagepunt van GR 5). De schoolkinderen van Burg Reuland “wisselen de officieele woorden van burgemeester en districtshoofd af met klaterende liedjes”. Na een duitstalig woordje van Maurice Cosyn knipt de burgemeester het tricolore lint door terwijl de schoolkinderen de Brabançonne aanheffen.
In het Groot Hertogdom Luxemburg wachten rond 17 u in de nationale kleuren geklede meisjes de gedelegeerden op bij de ruïne van de voormalige burcht Schüttburg (vandaag passagepunt van het Noordpad bij Kautenbach, onderdeel van GR 5). Hier is het de voorzitter van de Luxemburgse Touring Club, August Thorn, die het officiële lint doorknipt. Tegelijkertijd met de openstelling van de Internationale Wandelweg wordt een gerestaureerd deel van de burchtruïne ook als een nieuwe jeugdherberg ingehuldigd. Daarna trok de stoet via het uitzichtpunt Grengley verder naar Diekirch waar in hotel Beau-Site een diner werd aangeboden en nogmaals een rist speechen werden gehouden. Maurice Cosyn werd er nogmaals gelauwerd voor zijn verdiensten, dit keer met de Luxemburgse onderscheiding van ridder in de orde van de Eikenkroon. Ook in Luxemburg moet die erkentelijkheid in een breder kader worden bekeken. Het was immers ook Maurice Cosyn die het hele nationale Luxemburgse wandelpadennet uittekende. Er werd na het officiële deel nog tot in de late uurtjes internationaal verbroederd en nagepraat. En zo was de Internationale Wandelweg helemaal ingehuldigd…
Wie wandelde als eerste de Internationale Wandelweg helemaal uit en kan dus eigenlijk ook worden beschouwd als pionierwandelaar op de GR 5 (toen nog de Internationale Wandelweg) ? Wel, de naam is bekend, twee namen eigenlijk. We weten uit het openingsverhaal dat de nogal excentrieke burgemeester van 's-Hertogenbosch Frans Johan van Lanschot (1875 – 1949) er op gebrand was om in augustus 1939 vanuit Den Bosch te vertrekken, simultaan met de burgervader van de stad Luxemburg vanuit Luxemburg op dezelfde dag, zelfde uur. Ze zouden mekaar dan halverwege ontmoeten. Dat was althans het plan van burgemeester van Lanschot, dat hij in pre-emailtijden ook per brief liet overmaken aan zijn Luxemburgse ambtgenoot. Die was echter een stuk minder enthousiast. Van Lanschot vertrok wel degelijk... maar met een alternatief plan. Hij zou op 15 augustus 1939 vanuit Luxemburg aanvangen over de Internationale Wandelweg, in het gezelschap van één dochter en twee zonen voor 'drie dagmarschen'. 's Morgens gaat hij in Luxemburg zijn collega de hand reiken, waarna met stok en rugzak koers wordt gezet in noordelijke richting. Na drie dagen wandelen nemen burgemeester van Lanschot & co de trein terug naar Den Bosch. Bedoeling is om zo elk jaar drie etappes van de 513 km lange tocht af te leggen maar dat is er hoogstwaarschijnlijk nooit meer van gekomen omwille van de oorlogsjaren.

Op het moment dat van Lanschot vertrok op 15 augustus 1939 in Luxemburg, waren echter al twee andere Nederlanders zes dagen eerder te voet vertrokken vanaf 's-Hertogenbosch. Hun namen: P.M. van Wijk Sr uit Hoorn en ds G.W. Goedhart uit het Friese Holwerd. Beide krasse zestigers zijn fervente wandelaars en hebben elkaar leren kennen in de jaren '30 tijdens de Nijmeegse Vierdaagse, de beroemdste Nederlandse wandelprestatietocht. Ze nemen er beiden jaarlijks deel aan. Van Wijk is een zelfstandig zakenman op rust, die het plezier van lange wandeltochten pas een tiental jaren eerder ontdekte. Goedhart is theoloog en vrijzinnig predikant. De heren zijn respectievelijk 69 en 61 jaar wanneer ze op 9 augustus aan hun wandeltocht vanuit 's-Hertogenbosch beginnen. Zij zullen de eerste zijn... hoewel... er is nog een kaper op de kust en niet de minste.
De uit Elden (bij Arnhem) afkomstige Piet J. van der Kaay is eveneens een langeafstandswandelaar, op zijn palmares prijken in 1939 al 21 succesvolle deelnames aan de Nijmeegse Vierdaagse (hij zou in zijn ganse leven 40 x deelnemen!) en hij wandelde al eens van Brussel naar Den Haag. In een brief aan de burgemeester van Den Bosch meldt hij zijn voornemen de tocht alleen uit te lopen en bovendien ook nog eens te voet terug te wandelen, 1026 km dus! Van der Kaay komt dus te laat met zijn voornemen, want van Wijk en Goedhart zijn inmiddels onderweg. Dat deert hem echter niet, hij beweert dat hij Luxemburg kan bereiken in 6 à 7 dagen, terwijl beide andere heren er – inclusief met wat toeristische zijstapjes onderweg – drie weken zullen over doen. Hij kan dus de eerste zijn die in Luxemburg aankomt en hij kan zelfs al terug zijn in Den Bosch wanneer de andere twee nog onderweg zijn naar Luxemburg...
Hoe dat afgelopen is met van der Kaay is niet bekend, wel weten we dat van Wijk en Goedhart op 25 augustus toch vermoedelijk als eersten in Luxemburg arriveerden. Ze deden er dus 16 dagen over en hoewel ze erg enthousiast waren over de mooie Internationale Wandelweg liep, het voor deze pionierwandelaars niet altijd van een leien dakje. Binnen het eerste uur van hun tocht vanuit 's-Hertogenbosch slaagden ze er al in om te verdwalen omdat ze niet goed uitkeken, of omdat er A.N.W.B.-schildjes waren verdwenen?

”We zijn door onwaarschijnlijke Brabantsche dorpjes, als Heeze en Leende gekomen. We zijn in Weert geweest en in Roermond, waar we onze rugzakken gelicht, en al wat maar even misbaar leek, naar huis teruggestuurd hebben...”.

Ze beklimmen bij Sittard de Kollenberg maar ook daar lopen ze even verkeerd:

“Daar in de buurt bracht onze papieren gids ons bijna van de wijs, door een alleenstaande linde een wilg te noemen. Maar het is goed afgeloopen. Natuurlijk bracht de wandelweg ons in Valkenburg, waar een hausse was in toeristen-wandelstokken met ijzeren punt; geen vrouw, jonger of ouder, of ze hanteerde er een, en de punten kletterden over de straatkeien.”
Rond het Geuldal moet er al wat meer gedaald en gestegen worden en per roeiboot worden ze over de Maas gezet. Op de Maastrichtse Sint-Pietersberg beklagen ze zich over de verwoesting die het ontginningsbedrijf ENCI er aanricht. De afgravingen daar werden door ENCI overigens pas in de jaren '10 van de 21ste eeuw sterk terug geschroefd en vandaag loopt GR 5 dwars door dat merkwaardige landschap van enorme uitgravingen.

“Toen volgde België, het Ardennenpad, le sentier des Ardennes. Wegwijzers in twee talen, Nederlandsch en Fransch. Toch zij opgemerkt dat wie deze internationale wandelweg loopt, noodig een mondje Fransch en Duitsch moet kunnen spreken, want anders zal het bijna niet gaan, hoe welwillend en goedgezind de menschen daar overigens bleken te zijn.”

Via Visé gaat het naar Luik, waar ze de “Watertentoonstelling” bezoeken en noodgedwongen overnachten bij particulieren omdat de drukbezette hotels er “fantasieprijzen” vragen. Het water van het stuwmeer op de Gileppe vinden ze “wondermooi blauw” en bij Eupen gaan ze op een ochtend zwemmen. Ook te Eupen blijkt het vinden van kamers trouwens niet zo eenvoudig, dan maar gelogeerd in een 'Wirtshaus' (noot: een herberg), bij een kastelein met aanleg voor humor.

“Het plafond van zijn gelagkamer werd geschraagd door zware, oude balken. Op een ervan, doorgezakt met de jaren, stond in het Duitsch te lezen: “Hier is zoveel gelogen, dat deze balk er van is doorgebogen”
.
Van Wijk en Goedhart vinden Malmedy een wonder oud stadje en Ligneuville "een lief plaatsje aan het stroompje de Amblève" waar ze terecht komen in “een kostelijk, tip-top hotel”.

“De volgende morgen zijn we jammerlijk verdwaald, door het ontbreken van pijlen, althans hoe we ook spiedend om ons heen hebben gekeken, we hebben ze niet ontdekt, en daardoor verscheiden kilometers verkeerd geloopen. Verdwaald zijn we trouwens herhaaldelijk; 't is vreemd met de wegaanduiding daar: de eene maal een overvloed van pijlen, soms om de 25 meter een, dan weer bij een splitsing van de weg, waar je links én rechts kunt gaan, geen pijl te bekennen. “ 't Is geen A.N.W.B.”, zei een Nederlandsche dame tot ons, die we op een zeer eenzaam eind, waaraan maar geen eind wilde komen, naar de weg konden vragen."

Los van de problemen met de bewegwijzering, vinden de twee heren het Belgische deel van de Internationale Wandelweg gewoon schitterend:

“Ik kan de schoonheid van dat land niet in woorden zeggen; vaak hebben we een tijd sprakeloos stilgestaan, in overgave aan pracht, die zich voor en om ons ontvouwde”.
Nog enthousiaster zijn onze wandelaars over Luxemburg. De wegaanduiding verandert er, nu geen pijlen meer maar blauwwitte palen die op goede afstand zichtbaar zijn en verder blauwe strepen op bomen. Clervaux is prachtig gelegen en ook langs de burchtruïne / jeugdherberg van Schüttburg passeren ze. Hier vond een maand eerder een officiële padinhuldiging plaats.

“Prachtig was de wandeling Kautenbach – Goebelsmühle, door een eenzame, woeste streek; ons smalle pad leidde, nu weer stijgend, dan weer dalend, het meest over rotsen.”


Van Wijk en Goedhart hebben geluk met het weer, zowat elke dag straalt de zon en flink bruinend stappen ze gezwind verder. In Diekirch slaat het weer echter om. Onweer en “plasregen” zijn er de oorzaak van dat ze pas tegen 13 uur vertrekken uit Diekirch en ze volgen de grote verkeersweg via Larochette in plaats van de wandelweg. Richting Mersch volgt een onvergetelijke passage door de boeiende rotsenwereld van Luxemburgs Klein-Zwitserland, beter bekend als de Mullerthal-regio.

“Aldoor liep de weg door hooge, geheimzinnige wouden, in volstrekte eenzaamheid en stilte, en in die wouden een lange slinger van rotsen, hoog, grillig, elk weer anders gevormd, grijs, met spleten en spelonken, nauwe doorgangen tusschen twee rotsgevaarten; soms bogen de rotstoppen zich ver-overhangend, dreigend over ons pad, alsof ze ons zouden verpletteren”
.

Ze volgen nu rode tekens, en de bewegwijzering is onberispelijk.
De laatste wandeldag loopt niet zo vlot, bij het verlaten van Mersch verdwalen ze haast meteen en verspelen ze enkele uren en kilometers. Niet te weinig maar te veel wegaanduidingen bleken de oorzaak te zijn!

“We hadden te kiezen tusschen geel en rood, wedden op het verkeerde paard, geel, raakten in de war en van de weg af, maar werden door een paar vriendelijke jonge katholieke geestelijken, weer op het rechte pad geholpen".


Later die dag passeren ze een overweg bij het treinstation van Dommeldange, het eindpunt van de Internationale Wandelweg. Om van hieruit na zowat 3 km Luxemburg-stad te bereiken, wordt in de gids gesuggereerd om dat per “electrische tram” te doen. Zo arriveerden de allereerste twee wandelaars op de Internationale Wandelweg, de voorloper van de GR 5, op hun eindbestemming.
Alles bij elkaar beschouwd was het allemaal toch vrij vlot verlopen:

“Ons beider voeten hebben ons de geheele tocht lang uitnemend gediend; geen enkele blaar, branderigheid, schaving, zwelling of wat ook. Compleet verband, jodium en hechtpleister was in de rugzak, maar dat pakje is nooit open geweest.”


Vooraleer de sneltrein naar Amsterdam te nemen, proberen van Wijk en Goedhart nog een ontmoeting met de burgemeester van Luxemburg te versieren maar doordat ze mogelijk hun trein missen lukt die ontmoeting net niet. Goedhart sluit zijn wandelrelaas als volgt af:

“Wij willen zoo lang mogelijk in ons hart bewaren de zon, de wijdheid, de schoonheid, de vrijheid, de blijheid op en langs de eerste Internationale Wandelweg, le sentier des Ardennes et de Luxemburg, – het Ardennen- en Luxemburgpad".

Daarmee was de Internationale Wandelweg ook officieus helemaal ingewandeld. Van Wijk en Goedhart waren dus waarschijnlijk de allereerste wandelaars die het pad, dat later zou uitgroeien tot de GR 5 als eersten volledig bewandelden. Misschien voorlopig ook de enige wandelaars, want hun tocht legden ze af aan de vooravond van een erg turbulente periode, de Tweede Wereldoorlog. De net met veel vertoon opengestelde Internationale Wandelweg leek meteen op een mislukking af te stevenen....
De uitbouw van de GR 5-wandelroute begon in Frankrijk en is dus een Frans initiatief.

Niet correct. Het oorspronkelijke idee om zo'n internationale Noord-Zuid-wandelroute te maken is Belgisch. De eerste 500 km van de zogenaamde "Internationale Wandelweg", nu geïntegreerd en aangepast als onderdeel van GR 5, werden al voor WO II uitgetekend, bewegwijzerd én ingehuldigd. De eerste realisatie liep vanaf 's-Hertogenbosch naar en door de Ardennen tot de stad Luxemburg. We danken het bestaan en de uitbouw van de internationale GR 5 in de eerste plaats aan de visionaire Brusselaar Maurice Cosyn, architect van het eerste project dat hij kon realiseren in samenwerking met de Belgische en Luxemburgse Touring Clubs en de Nederlandse A.N.W.B. Je leest er in exclusiviteit alles over, lager op deze pagina.

GR 5 is het langste Grande Randonnée-pad in Europa.

Klopt, al wordt er al eens sterk gegoocheld met de totale wandelafstand. Afhankelijk van de bron ligt die tussen 2000 en 3000 km. Die grote verschillen kunnen deels worden verklaard doordat je in sterk geaccidenteerd landschap, met name in de Alpen, realistischer telt in wandeluren of -dagen dan in afstanden. Ga er van uit dat de afstand over GR 5 tussen het Nederlandse Hoek van Holland (bij Rotterdam) en de Promenade Anglais te Nice ruwweg en met een ruime marge mag worden gepind op 2200 km.

GR 5 is volledig bewegwijzerd met witrode streepjes.

Klopt niet. Nederland, Vlaanderen en Wallonië adopteerden wel het Franse bewegwijzeringssysteem met witrode streepjes maar in het Groot-Hertogdom Luxemburg is men niet gevolgd. Hier loop je in het spoor van nationale wandelpaden, ooit uitgetekend in de jaren '30 van vorige eeuw door... opnieuw de Brusselaar Maurice Cosyn... Je volgt er voor GR 5 - afhankelijk van de geadopteerde wandelroute - verschillende gele geometrische tekens op blauwe achtergrond. Achtereenvolgens over 175 km van N naar Z: Sentier de l'Our (gele bol), Sentier Maurice Cosyn (!) (gele bol), Sentier de la Basse Sûre (gele rechthoek) en Sentier de la Moselle (gele rechthoek). In de Vogezen volg je over een beperkt deel de rode rechthoekige tekens van de Club Vosgien (Vogesenklub), een bewegwijzering die al veel langer bestond dan de witrode GR-tekens. De korte passage door Zwitserland is gemarkeerd met gele ruitvormige symbolen. Dus neen, 't is niet witrood all the way...
GR 5 = E2.

Neen. GR 5 is slechts een onderdeel van het Europees Wandelpad E2. Officieel loopt de E2-route nog door in Engeland, naar Schotland en tot het Ierse Galway. Tussenin moet je dan uiteraard gebruik maken van ferries. De E-routes lopen meestal (maar niet altijd) in het spoor van nationale wandelwegen, dat is zeker voor E2 het geval, waarbij alle trajecten werden geadopteerd van nationale wandelpaden. E2 heeft dan ook geen eigen bewegwijzering, enkel sporadisch een bordje (of een sticker) dat je er aan herinnert dat je ook over het E2-pad loopt. Je volgt dus de bewegwijzering van de geadopteerde paden. Volgens de European Ramblers' Association (ERA) is de E 2 officieel 4850 km lang. Ter hoogte van het Boshuisje, in de bossen van het Kempense Zoersel, heeft een voormalige ERA-voorzitter, de Vlaming Hubert Yseboodt, voor een E2-afsplitsing gezorgd: een variante E2-route loopt van Zoersel via het Sniederspad, Antwerpen en GR 5A naar Oostende, waar inmiddels wel al lang geen ferry meer uitvaart naar Groot-Brittannië voor de verdere link.

GR 5 door Vlaanderen was oorspronkelijk geen wandelroute maar een fietsroute!

Helemaal juist. Leden van de Vlaamse Jeugdherbergcentrale, die Vlaanderen vertegenwoordigden in de toen nog unitaire Belgische vereniging voor GR-paden, vonden dat Vlaanderen niet geschikt was voor lange wandelroutes omwille van "het vlakke karakter van het landschap, een reeds te ver doorgedreven verkaveling met particulier bezit en een onverpoosde asfaltering van landwegen" (dixit). Daarom vanaf 1962 de uitbouw van een GR 5-fietsroute van Bergen-op-Zoom langs Vlaamse jeugdherbergen naar Moelingen, met aansluiting op de GR 5-wandelweg door Wallonië. De fietsroute had zelfs een aparte bewegwijzering met zwarte en rode driehoekjes. Pas 15 jaren later begon de Vlaamse Jeugdherbergcentrale onder druk van Vlaamse wandelverenigingen in te zien dat er ook in Vlaanderen ruimte was voor een GR 5-wandelpad. Het was ook de aanleiding om vanuit de Jeugdherbergcentrale een aparte vereniging op te richten voor GR-paden, dat werd de vzw Grote Routepaden.
Bronnen:

Archieven KBR Brussel
Archives nationales de Luxembourg
Bibliothèque Germaine Tillion, Parijs
Erfgoed 's-Hertogenbosch, beeldbank
Regionaal Archief Nijmegen, beeldbank
Kranten: Luxemburger Wort, Le Luxembourg, Lëtzebuerger Land, Lëtzebuerger Journal, Tageblatt, Obermosel-Zeitung, L'indépendance Luxembourgeoise, Escher Tageblatt, Luxemburger Illustrierte Wochenschrift, Het Laatste Nieuws, Le Soir, La Libre Belgique, Avenir du Luxembourg, Indische Courant, Leeuwarder Nieuwsblad, Hoornsche Courant, Leeuwarder Courant, Het Parool, De Telegraaf, Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant, Nieuwe Limburgse Courant, Algemeen Dagblad, De Maasbode, Bredasche Courant, Het Volksdagblad, De Tijd, Utrechts Volksblad, Dagblad van Noord-Brabant, Het Handelsblad
Bulletin Touring Club de Belgique
Touring Plein Air France, tijdschrift
Camping Plein Air, tijdschrift
De Kampioen, tijdschrift ANWB
Eifelverein, ledenblad
Pourquoi Pas, tijdschrift
GEO, Sentiers de France, tijdschrift
Parcs Nationaux, bulletin de l'association Ardenne et Gaume
Histoire de la famille Hambursin, Bibliotheca Andana
Bulletin de la Ligue des Amis de la Forêt de Soignes
Bulletin Club Vosgien, Sac au dos dans les Vosges, M. Cosyn
De Jacobsstraf, ledenblad van Het Nederlands Genootschap van Sint Jacob
http://pilgrimsplaza-pelgrimspad.blogspot.com
Toeristische gidsen Guides Cosyn, M. Cosyn / P. Cosyn
Le Sentier International Pays-Bas - Vosges, gids
Itinéraire des Ardennes, 1938, J. Loiseau
Voyages pour les jeunes, 1938, J. Loiseau
Une histoire de la marche, Antoine de Baecque
La Traversée des Alpes, Antoine de Baecque
Een eeuw wijzer, 100 jaar ANWB 1883 -1983
Wandelingen door België, gids 1938


Onderzoek mmv Jean-Pierre Englebert

Grande Randonnée 5 (GR 5): De lange geschiedenis van het langste Europese GR-wandelpad. Ontstaan uit de "Internationale Wandelweg", een Belgisch idee. Een nooit eerder uitgegeven historie van Europa's langste en meest legendarische Grote Routepad nr 5.

Enkele titels uit de reeks Cosyn-gidsen tijdens de jaren '30 en '40 van de 20ste eeuw.
Maurice Cosyn (rechts) bij een van de vele padinhuldigingen in de Ardennen
Inwandeling van de Internationale Wandelweg in het natuurgebied bij de IJzeren Man te Vught
Maurice Cosyn
(° Laken 1895 - † Obergurgl 1951)
Het wandelpad in de Semoisvallei tussen Sainte-Cécile en Herbeumont (Conques), gemaakt in 1922, was een van de eerste padrealisaties van de Touring Club de Belgique. Vandaag nog steeds in gebruik voor GR 16 - Sentier de la Semois
's-Hertogenbosch' burgemeester van Lanschot leidt het hoge gezelschap
met veel enthousiasme en in trekkingbroek (!) tijdens de inwandeling bij Vught
's-Hertogenbosch / Vught, 20 juli 1939: burgemeester van Lanschot stelt de bewegwijzering van de Internationale Wandelweg voorr aan de genodigden van de inhuldigingsplechtigheid
Officiële wandelgids voor het eerste deel (Nederland - Luxemburg) van de Internationale Wandelweg.
Bewegwijzering in Nederland / België op markante punten
Belgisch deel (Ardennenweg) en Luxemburgs deel (Nationale paden) van de Internationale Wandelweg.
Openingsceremonie door klaroenblazers op de ruïnes van Schuttburg
Burcht Schuttburg bij Kautenbach,
opening Internationale Wandelweg op 20 juli 1939
'Tippelaars' P.M. van Wijk Sr (links) en G.W. Goedhart (rechts): eerste wandelaars die de Internationale Wandelweg helemaal afwandelden in augustus 1939. (Foto is niet genomen tijdens hun tocht maar tijdens de Nijmeegse Vierdaagse). Bron: beeldbank Nijmeegse Vierdaagse.
Piet J. van der Kaay
Tientallen kranten berichtten over de inhuldiging van de Internationale Wandelweg, soms zelfs op hun openingspagina
Nederlands traject (241 km) van de Internationale Wandelweg
Signaal van Botrange
Bewegwijzering van de Nederlandse bondswegen, inclusief Internationale Wandelweg. Rode of blauwe pijl afhankelijk van de wandelrichting
Ontvangst in Eupen

1. 5 Q & A's over GR 5

2. De 'Cosyn-paden'

3. De Internationale Wandelweg

4. De eerste wandelaars...

5. 1939 -1945: oorlog doorkruist prille GR-plannen

Startpagina > Wandelen > Wandelgeschiedenis > GR 5