©
Luc Selleslagh 2008 - 2024 Trekkings.be
> Een stevige eerste etappe op Grote Routepad 131. Hoogtepunt is zondermeer rond het startpunt, het historische ministadje Damme. Neem toch zeker een uurtje de tijd om ondanks de lange etappe-afstand, even door Damme te kuieren. Het overgrote deel (90 %) van deze etappe loopt over verharde maar rustige wegen en paden, alle reden om er stevig de stap in te zetten. Onderweg wandelen we ook een uur langs het met populieren afgezoomde Schipdonkkanaal maar het is toch vooral het vrij open polderlandschap dat deze etappe, op een zeldzame pluk bos na, domineert. We flirten haast ongemerkt ook een tijd met de grenslijn tussen Oost-Vlaanderen (Maldegem) en West-Vlaanderen (Damme, Oostkamp en Beernem). Eindigen doen we in Sint-Joris-ten-Distel, bij het Kanaal Brugge - Gent. Sint-Joris is best een gezellig dorp met een paar winkels en cafés en een aparte nijverheidsgeschiedenis van 'lattenklievers'.
> De start van mijn tocht dwars door West-Vlaanderen ligt beneveld in een mistig landschap. De 142 kilometers van GR 131 liggen nu nog verzwolgen in een bank van kille waterdamp. Eerst even opwarmen in Damme, in het koude winterseizoen is het op een doordeweekse dag redelijk doods in toeristisch Damme. Dan is het een Vlaams dorp (of strict genomen 'een stad') als een ander, met een rondtuffend autootje van BPost en met bestelwagens die - met een aankomend zonnig winterweekend - de horecazaken alvast extra bevoorraden. Aan de Damse Vaart vind ik toch al de dorpsbakkerij open en je kunt er bij een croissant of andere koek even een koffie of thee nuttigen. Voilà, helemaal klaar dan om op verkenning te gaan in Damme en om er daarna stevig de pas in te zetten.
> OK, tijd om er in te vliegen, 29 km te gaan tot Sint-Joris-ten-Distel, voor het overgrote deel over verharde maar rustige wegen. Startpunt in de gekasseide hoofdstraat door Damme, op het einde bij een restant van de oude stadswallen. Aan de GR-wandelwijzer het Zuidervaartje over en dadelijk links terugdraaien over een graspad dat langs de oude ringgracht rond Damme loopt. De omgeving lijkt nieuw ingericht met jonge aanplantingen en komt verderop nog langs een rustplek. We bereiken daar al snel een asfaltwegje, dat we naar rechts op wandelen.
> Veel weide- en waadvogels hier met oa scholeksters en meerkoeten. Misschien merk je wel een ooievaar op. We volgen deze Zuiddijk lange tijd. Onderweg kruisen we oa de Oude Sluissedijk en een paar bochten verder kruisen we ook de straat Hulsterlo. Langs de 18de eeuwse Hofstede De Stamper, die gedeeltelijk beschermd is en waarvan de oorsprong minstens terug gaat tot de late middeleeuwen (16de eeuw).
> Uiteindelijk bereiken we in een bocht een afwateringskanaal, het Zuid-Over-de-Lieve- Geleed. We nemen hier het asfaltweggetje naar links en komen na zowat 800 meter ter hoogte van een opvallend huis aan het Schidonkkanaal. Scherp rechts, we gaan nu het Schipdonkkanaal over bijna 5 kilometer volgen op het geasfalteerde jaagpad tussen de populieren. Onzichtbaar vanop onze route is dat het Schipdonkkanaal gedubbeld wordt door het Leopoldkanaal, twee parallelle kanalen dus, vlak naast elkaar lopend, maar toch gescheiden van elkaar met een dijk.
> Om op het jaagpad langs het Schipdonkkanaal even wat anders te hebben dan asfalt onder je voeten, kun je eventueel rechts in de berm uitwijken en het mountainbikepad volgen. Na zo'n twee kilometer op de dijk komen we langs de Molentjesbrug. Rechts loopt de weg naar Moerkerke maar we wandelen rechtdoor (bewegwijzering ontbrak) en laten het dorp dus rechts liggen. Nog een paar kilometers verder langs het Schipdonkkanaal, ter hoogte van een betonnen picknickbank, verlaten we de kanaaldijk en wandelen we rechts de Leestjesstraat in.
> We zitten weer volop in de polderklei, tenminste toch langs de zijkanten van de geasfalteerde straat. Polders, kreken en beken. Na de kruising met een weg maakt de straat een bocht naar links en gaan we al snel rechts de Engelsestraat in. Over de gebetonneerde Oostdreef verder, Eibeystraat kruisen en helemaal op het einde gaan we links (Heirweg) om na een goeie 300 meter, bij een eerste huis, rechts de Schipstaldreef te nemen. Deze veldweg is voorlopig nog ontsnapt aan het beton. Toen ik er over wandelde waren grote delen van de veldweg wel volgekapt met brikkeljon.
> We wijken opnieuw naar links uit om na 100 meter lintbebouwing rechts de Barbaraweg in te slaan, een mooie dreef. Na een gevaarlijke kruising met de drukke verkeersweg Brugge - Maldegem - Eeklo, wordt de Barbaraweg onverhard. Op het einde gaan we op de T-kruising rechts om lange tijd de bochtende Veldstraat te volgen. Bij een eerste afslag houden we rechs en op de Y-kruising die volgt links. De Veldstraat is inmiddels de Veldhoekstraat geworden, met geïsoleerd gelegen woningen op de provinciegrens tussen Oost-en West-Vlaanderen.
> In deze zone switchen we haast onmerkbaar van gemeente (Damme, Beernem, Maldegem) en provincie (West- en Oost-Vlaanderen). Voorbij een hoeve met dakgevel, waarin het jaartal 1857 is vermeld, en met een bijhorende wegkapel. Volgende splitsing rechts en na zowat een halfuur Veldhoekstraat, verlaten we ze door links de Nieuwstraat in te slaan. De verbleekte geelrode verftekens langs het traject zijn van een oud tracé van Streek-GR Uilenspiegel.
> Verder door open landschap in de Nieuwstraat tot we bij een GR-wandelwijzer komen. Hier vervoegt Streek-GR Uilenspiegel over 3,5 km het traject van GR 131.
> Verder rechtdoor over de Nieuwstraat. Ter hoogte van een wegkapelletje kruisen we de verkeersweg Hoogstraat. Rechtdoor wordt de Nieuwstraat een met steenslag licht verharde, brede eikendreef, ongetwijfeld een oude toegangsdreef tot het kasteelgoed De Waepenare. Wat verder botsen we immers op een domeinpoort, GR 131 draait schuinlinks verder door het domein over een publiek toegankelijke bosweg. Eindelijk een eerste stukje bos dus sinds we vertrokken uit Damme.
> Het pad loopt uit naar een boerderij en het laatste stukje pad wordt geflankeerd met een rij verweerde populieren. We kruisen een asfaltwegje en gaan rechtdoor over een veldweg die er modderig kan bijliggen. Die veldweg loopt op het einde uit op een bochtig en redelijk smal buurtweggetje dat begin 2019 werd voorzien van een soort ecologisch betonpaadje, waarop gras werd gezaaid. Het loopt naar een gehuchtje met de naam Kattenberg en loopt als graspad na de kruising met de gelijknamige straat nog even door. Op de Nonnedreef gaan we dan even links om op de Antwerpse Heirweg rechts af te slaan om opnieuw tot bij de GR-wandelwijzer te wandelen. Hier splitst Streek-GR Uilenspiegel weer af van GR 131 na een gemeenschappelijk parcours van meer dan 3 kilometer.
> Het Uilenspiegelpad gaat links een mooie eikendreef door, wij gaan echter over GR 131 rechtdoor verder over de Antwerpse Heirweg, die na de kruising met de Tinhoutstraat de Oude Bruggeweg wordt. De benamingen van deze weg verwijzen naar een oude Romeinse weg. Daarvan zijn niet echt bewijzen, waarschijnlijker is dat het gaat om een lange middeleeuwse handelsweg (tussen Antwerpen en Brugge?). De Oude Bruggeweg is wellicht lang geleden geamputeerd geweest, want wat verder verliest de weg zijn bedekking en eindigt hij op een T-kruising. We gaan er rechts over de Nieuwenhovestraat en houden op het eerste kruispunt ongeveer rechtdoor aan.
> Op het einde komen we op de verkeersweg tussen Brugge en Knesselare, niet zover van Knesselare. 50 meter naar links en dan rechts de wijk Zeldonk in over de gelijknamige Zeldonkstraat. Verderop eerste links, de Blind Ezelstraat.
> We zetten verder koers naar Sint-Joris over de Blind Ezelstraat, een heel eind rechtdoor. Bij de kruising met de Langendonkstraat verder rechtdoor, de straat wordt nu een veldweg die een paar bochten maakt, langs een Sint-Joriskapel loopt en op een einde in uitdeinende verkaveling terecht komt.
> Naar links vervoegen we de Oedelemsteenweg en bereiken zo het kanaal Gent - Oostende. Naar links om dan de verkeersbrug over het kanaal op te gaan. Aan de andere kanaalzijde via trappen weer naar beneden en dan richting centrum van Sint-Joris. We wandelen door de hoofdstraat (Lattenklieversstraat) van Sint-Joris-ten-Distel. Tot aan het monument voor de Lattenklievers. Ietsje verder zijn een bakker, slager en superette. Er zijn ook een paar cafés bij het binnenkomen van Sint-Joris.
> Aan het standbeeld van de lattenkliever zijn we meteen ook aan het eindpunt van de eerste etappe. Onderweg was er weinig spectaculairs te beleven, het vertrek- en aankomstpunt daarentegen zijn best leuk. Op de volgende etappe zit er alvast flink wat meer bos en veldweg in het traject van GR 131.
Kanaal Brugge - Gent
> Op initiatief van de Bruggelingen werd al in de 14de eeuw begonnen met het uitgraven van dit kanaal. Vlaanderen beleefde in die tijd een welvarende periode onder het gezag van Lodewijk van Male. Er groeide echter een grote rivaliteit tussen de steden Brugge en Gent. De talloze bouwprojecten werden gefinancierd door zware heffingen, iets wat vooral in Gent nogal tegen de borst stootte. Bovendien bleek Lodewijk van Male vooral populariteit te genieten in Brugge. Het uitgraven van de vaart Brugge – Gent werd aanleiding tot de uitbarsting van geweld tussen beide steden. Gent was helemaal niet te vinden voor dit kanaal. Men vreesde er ook voor een daling van het waterpeil van de Leie.
Zeldonkmolen
> Al snel komen we langs de nog slechts gedeeltelijk overgebleven Zeldonkmolen. Enkel een deel van de romp rest nog van de Zeldonkmolen, evenals wat oude bijgebouwen. De molen dateerde uit 1869, wellicht stond er al veel langer een molen. Merkwaardig is ook de straatnaam. De Blind Ezelstraat verwijst mogelijk naar de inzet van geblinddoekte ezels (of paarden) als vervangers van windkracht om zogenaamde 'rosmolens' te laten draaien.
Damme
> Het stadje Damme dankt zijn ontstaan aan de verzanding van het Zwin, waardoor Brugge tijdens de middeleeuwen geleidelijk geïsoleerd raakte van de zee. Om Brugge als bloeiende handelsstad bereikbaar te houden, was de aanleg van een voorhaven van vitaal belang. Zo ontstond Damme, een 'afdamming' bij het Zwin, verbonden met handelsstad Brugge via een kanaal, de Reie. Filips van de Elzas zag al snel het strategisch belang in van de haven van Damme en verleende haar de titel van vrijstad met eigen bestuur en rechtspraak.
> Ondanks oorlog, plundering en verwoesting bij De Slag van Damme tussen de Fransen en de Engelsen, beleefde de stad in de loop van de 13de en 14de eeuw al haar bloeihoogtepunt. De periode ook waarin de gigantische Onze-Lieve-Vrouwekerk werd opgetrokken. Vandaag staat de bonkige bakstenen toren nog steeds trots hoog boven het polderlandschap te pronken, de rest van de kerk is een mooi bewaarde ruïne. De stad kreeg ook omwallingen, waarvan een deel nog bewaard is gebleven. De daarop volgende eeuwen werd Damme zelf het slachtoffer van verdere verzanding van het Zwin. Ontvolking en oorlog verzwakten verder de stad en Damme kwijnde weg tot een gewoon polderdorp.
> Damme telt vandaag amper een goeie 600 inwoners maar vormt te samen met een rist andere dorpen de stad Damme met 11.000 inwoners. Toeristisch profileert de stad zich rond de folkloristische figuur van Tijl Uilenspiegel en als boekenstad. Er zijn tweedehandsboekenwinkels en regelmatig vinden er boekenmarkten plaats. Tijdens mooiweerweekends wordt er heel wat gefietst rond Damme en gonst het van pintenpakkers op de gezellige terrasjes van het pittoreske ministadje. Niet te missen: even kuieren tot bij en rond de oude OLV-kerk, door een paar kasseistraatjes, wandelen, langs het 15de eeuwse stadhuis en een bezoek aan het vlakbij gelegen 15de eeuwse patriciërswoning 'Huyse De Groote Sterre', waarin het Uilenspiegelmuseum en de toeristische dienst zijn gevestigd.
> Prominent aanwezig voor het stadhuis is een standbeeld voor Jacob van Maerlant (circa 1235 - circa 1300), een van de belangrijkste middelnederlandse auteurs. In Damme schreef hij zijn belangrijkste werken, vooral poëzie, vertalingen en ridderromans.
> De Damse Vaart behoort met zijn aflijning van populieren ook tot het klassieke plaatje van Damme. Het kanaal stond ook bekend als het Napoleonkanaal, het werd gegraven vanaf begin 19de eeuw en verbindt Brugge met Hoeke via Damme. Wandel eventueel even tot bij de windmolen, de Schellemolen. Die vervangt sinds 1867 een veel oudere houten banmolen.
Damme en Uilenspiegel
> Schalkse rebel Uilenspiegel dankt de link met Damme aan schrijver Charles de Coster. Eigenlijk werd het verhaal over de schelm 'Dil Ulenspiegel' al rond het jaar 1500 neergeschreven, door de Duitse schrijver Hermann Bote. Daarin was Uilenspiegel eerder een regelrechte schurk, wiens voorbeeld absoluut geen navolging verdiende. Het verhaal zou de komende eeuwen al snel in grote delen van Europa bekend geraken. De franstalige schrijver Charles de Coster (1827 - 1879) gaf in de 19de eeuw Uilenspiegel een nieuwe jeugd in een romanversie, waarbij hij Uilenspiegel liet geboren worden in Damme. Een totaal andere Uilenspiegel ook, eerder een schalkse, speelse Robin Hood, die het wereldlijke gezag 'te kakken zette'. Hiermee bracht de Coster Uilenspiegel in modernere tijden, zijn werk zou ontelbare keren worden heruitgebracht wereldwijd en in alle soorten lectuur en andere mediatieke voorstellingen. Het Uilenspiegelmuseum van Damme heeft boekenkasten vol van hervertelde en hertaalde Uilenspiegelboeken. Een bezoekje aan het Uilenspiegelmuseum is ook wat een must voor wie een andere langeafstandswandelroute wil ondernemen, de Streek-GR Uilenspiegel, die eveneens uit Damme vertrekt. Kwestie van helemaal in de juiste sfeer te raken...
Sint-Joris-ten-Distel
> Over het achtervoegsel 'ten-Distel' zijn heel wat theorieën ontwikkeld. Meest voor de hand liggend is de verwijzing naar een gebied met distels, een andere verklaring is het feit dat Sint-Joris in de streek bekend was als bedevaartsoord tegen puisten en huidziekten, één van die ziekten werd 'distel' genoemd. De echte naamsoorsprong is waarschijnlijk te verklaren als een middeleeuwse verwijzing naar een woest en onvruchtbaar gebied met de naam 'diesele'.
> Oorspronkelijk werd er in dit gebied een kapel gebouwd, toen al gewijd aan de doder van de draak, Sint-Joris. De stichting van de parochie is redelijk precies terug te vinden. In 1242 bakende de bisschop van Doornik, Walter van Marvis hier een gebied af met de kapel als middelpunt. De kapel, later een kerk, werd verscheidene malen verwoest en weer opgebouwd. Behouden bleef echter een uniek Sint-Jorisbeeldje. Een prachtige en levendige afbeelding van Sint-Joris als ruiter uit de 15de eeuw. Sint-Joris-ten-Distel stond in augustus 2001 dan ook op zijn kop toen bleek op een nacht dat het beeldje gestolen was. Sint-Joris dook een maand later op in Parijs toen een dievenbende het beeld trachtte te verpatsen aan een antiquair voor 100.000 €. Die man tipte echter de Parijse politie en zo kwam de ruiter weer terecht waar hij al eeuwenlang thuis is.
Lattenklievers
> De inwoners van Sint-Joris-ten-Distel staan bekend als 'lattenklievers'. Niet zomaar een bijnaam, het hele dorp was economisch betrokken bij het lattenklieven.
> Alles had te maken met houtbedrijf Lemahieu, sinds 1890 in Sint-Joris-ten-Distel gevestigd. Boomstammen werder er ambachtelijk in latjes ‘gespleten’ van 1 meter lang, 3 cm breed en een paar mm dik om als lattenframe voor de beplaastering van plafonds te dienen. Tijdens het interbellum werden zelfs bomen uit het Hoge Noorden aangevoerd. Deze industrie floreerde zodanig dat een groot deel van de dorpsbevolking werk vond als lattenkliever. Er werd zelfs geëxporteerd.
> Vanaf de jaren ’30 ging het echter bergaf. Nieuwe smaken, materialen en bouwmethodes zorgden voor een sterk dalende vraag. De houtzagerij in Sint-Joris ging dicht, die in Beernem bleef nog voort werken.
> Lemahieu bestaat nog steeds in Beernem en is een bloeiend bedrijf dankzij een geslaagde reconversie vanaf de jaren ’60. Er worden nu omhulsels en verpakkingsmateriaal in schuimstof vervaardigd voor schier eindeloze toepassingen. Lemahieu is zo op een wonderlijke wijze geëvolueerd van een ambachtelijk naar een hoogtechnologisch bedrijf.
> Na de Tweede Wereldoorlog stierf het ambacht van lattenklieven volledig uit en ook de laatste lattenkliever van Sint-Joris is al een tijdje overleden. Enkel het standbeeldje herinnert nog aan die bedrijvigheid hier.
De Stinker & De Blinker
> Het Leopoldkanaal begint in de polders van Sint-Laureins en zorgt voor de afwatering naar zee van het overtollige polderwater. Dit kanaal werd gegraven van 1846 tot 1848 en verbindt over 43 km Boekhoute met Zeebrugge. Economisch is het van geen rechtstreeks belang (niet bevaarbaar voor vrachtschepen), maar het zorgde wel voor een drooglegging van de vaak overstroomde polders ten noordoosten van Eeklo.
> De werken voor de bouw van het Schipdonkkanaal startten amper een paar jaren eerder, in 1842. Op kaarten vind je het kanaal ook terug onder de naam ‘Afleidingskanaal van de Leie’. Dit kanaal zorgde voor de afvoer van overtollige Leiewater.
> Vroeger was er blijkbaar een aanzienlijk verschil in de vervuilingsgraad en reuk van het Leopoldkanaal en het Schipdonkkanaal. Boeren legden massaal vlas te roten in de Leie, later was er sterke industriële en huishoudelijke vervuiling, zodat stroomafwaarts over het Schipdonkkanaal vaak een kwalijke geur hing. Vandaar dus de benaming van ‘blinker’ voor het Leopoldkanaal dat polderwater vervoerde en ‘stinker’ voor het Schipdonkkanaal. De geur is uit dat kanaal inmiddels alweer lang verdwenen en zo liggen er dus momenteel 2 blinkers, prachtig afgelijnd met rijen populieren. Dit vormt een attraktief landschapselement. De wortels van de populieren zorgen bovendien voor een natuurlijke dijkversteviging.
> In 2008 kwam het Schipdonkkanaal weer in het nationale nieuws omdat de Vlaamse regering plannen ontvouwde voor een aanzienlijke verbreding van het Schipdonkkanaal waardoor containerschepen tot 9000 ton het binnenland zouden kunnen bereiken. Die plannen kwamen er vooral op vraag van de havenautoriteiten van Zeebrugge als alternatief op het steeds vaker dichtslibbende vrachtverkeer over de weg. Veel inwoners van de streek zijn niet tegen een verbreding van het Schipdonkkanaal, de haven is nu eenmaal een belangrijke werkgever in de streek. Er is echter ook aanzienlijk protest gerezen, vooral ‘gekanaliseerd’ in de vereniging ’t Groot Gedelf’. Zij pleiten voor alternatieve oplossingen per spoor oa. Voornaamste drijfveer is de rust en landschappelijke schoonheid die de omgeving rond het kanaal uitstraalt. Voor de weinige huiseigenaars langs het kanaal komen de verbredingsplannen dus niet echt als een verrassing, die huizen liggen trouwens in een zogenaamde 'reservatiestrook', waarop niets mag gebeuren en die onteigening makkelijker moet maken. Het ziet er naar uit dat de verbreding er uiteindelijk niet zal komen.
> Toen de gravers in 1379 Sint-Joris-ten-Distel hadden bereikt en zo bij de grens van het Gentse grondgebied kwamen, stuurde de stad Gent 120 gewapende mannen op de gravers af, de Witte Kaproenen. Opdracht: De gravers terug naar huis sturen, weerspannigen moesten desnoods worden doodgeslaan. Het nieuws kwam Lodewijk van Male ter ore en op zijn beurt stuurde hij de gravers terug, ditmaal met bescherming van soldaten. Te laat bleek, want de Witte Kaproenen hadden de nog aanwezige gravers al gedood. Hiermee werden ook de werken aan het kanaal Brugge – Gent gestaakt. Lodewijk van Male gaf vervolgens zijn hoogbaljuw van Gent de opdracht om de Witte Kaproenen na te jagen en op te sluiten in het Gravensteen. Gent stond meteen in rep en roer. De weversgilde, gesteund door een groot deel van de stadsbevolking, bevrijdde de aangehouden Kaproenen en vermoordden de vazal van Lodewijk van Male, de hoogbaljuw.
> De opstand tegen Lodewijk van Male liep volledig uit de hand, Gentenaars trokken onder leiding van Jan Lyoens langs de Vlaamse provinciesteden die binnen het gerechtsgebied Gent vielen, om de wethouders trouw aan de stad Gent te laten zweren. In hun overmoed trokken ze daarna rechtstreeks op naar Brugge, waar de meeste Gentenaars werden gedood.
> In 1382 kwam het weer tot een uitbarsting van geweld tussen Brugge en Gent, wat leidde tot de Slag op het Beverhoutsveld, niet eens zo ver van waar we vandaag wandelden. Eens te meer was onenigheid over het te graven kanaal Brugge - Gent de aanleiding voor de oorlog tussen de legers van Filips van Artevelde en Lodewijk van Male. De Bruggelingen leden er een schandelijke nederlaag.
> Terug nu naar het kanaal Brugge – Gent. Onnodig te zeggen dat door de zesjarige oorlog tussen Brugge en Gent de werken aan de vaart volledig waren stilgevallen. Pas meer dan 200 jaren later, in 1604, werd er eindelijk overeenstemming bereikt tussen Gent en Brugge om het kanaal te realiseren en zelfs nog verder door te trekken, tot Oostende. Bedoeling was om zo een nieuwe uitweg naar zee te creëren. Een noodzaak, want de vijand, ditmaal de Hollanders, blokkeerden de scheepvaart vanuit de Westerschelde.
> Onder het bewind van de populaire Albrecht en Isabella werd dus opnieuw gegraven vanaf 1613. In 1623 kon de nieuwe waterweg van 42 km worden geopend tussen Brugge en Gent.