Startpagina > Wandelen > Gaume Buissonnière
> De reden van de vele vestigingen waren tweeërlei: De aanwezigheid van snelstromende beken waardoor molens konden worden gebouwd om drijfkracht te leveren en grote bossen voor de aanvoer van brandstof in de vorm van houtskool. IJzererts werd opgedolven op lage diepte of uit halfopen mijnen in de buurt. In 1608 richtte Pierre Tamison een gieterij op bij de samenvloeiing van de beken ‘Ruisseau Bronsu’ en ‘Ruisseau d’Espioux’. Die laatste beek zou later ook de naam ‘Ruisseau Tamijean’ krijgen, duidelijk een verbastering van de naam van de eigenaar ‘Tamison’. Vlakbij richtte een andere industrieel in 1613 de ‘Forges Moustier’ op, genaamd naar Pierre du Moustier die oa ook de belangrijke ovens van Pont d’Oye en Mellier bezat.
> Wat ten zuiden van Epioux-Haut waren in 1604 al plaatslagerijen opgericht in Epioux-Bas, een plaats die later (en nu nog) zou bekend staan als Forge Roussel, genaamd naar één van de latere eigenaars. Hierdoor was dus in het begin van de 17de eeuw een perfecte produktieketen voorhanden: De gieterijen van Epioux-Haut leverden metaalstaven aan de plaatslagerijen van Epioux-Bas die deze op hun beurt verwerkten tot afgewerkte produkten zoals geweerlopen, kanonnen, vensterstangen, keukenmateriaal, enz… De ovens van Les Epioux en Roussel stelden enkele tientallen arbeiders te werk. De toelevering van houtskool, mijnontginning en het transport van de ertsen en afgewerkte produkten zorgde voor extra tewerkstelling van een paar 100 arbeiders.
> De gebouwen van Les Epioux die je nu ziet werden oorspronkelijk opgericht rond 1650 door de toenmalige eigenaars, ze dienden ook als verblijfskwartier voor de meestergasten. In 1730 werden de domeingebouwen grondig gerestaureerd en in 1878 werd de toren flink verhoogd. Eigenlijk is de architectuur van de gebouwen niet zo biezonder en vrij banaal.
> Na 1800 ging het bergaf met de metaalindustrie in Les Epioux. Toegenomen concurrentie en schaalvergroting maakten de afgelegen ovens van Les Epioux onrendabel zodat ze één voor één sloten. Tegen 1850 was alle industriële aktiviteit gestaakt. De treinlijn Dinant – Florenville – Athus die achter de gebouwen door loopt, kwam veel te laat om de metaalindustrie hier een nieuwe adem te geven.
> Na de sluiting van de ovens kwamen de gebouwen en het uitgestrekte bosdomein in handen van particulieren, onder hen enkele kleurrijke figuren, waarover verder meer. Sinds 1915 is Les Epioux en de uitgestrekte bossen er rond eigendom van het OCMW van Bergen (Mons). Het is een bron van inkomsten door de verkoop van kapbare bomen, verpachting voor jacht en vislicenties. Van het kasteel van Les Epioux stortte in 1963 de grote hal in.
> In 1981 werd het kasteel door het OCMW van Bergen voor 27 jaren in erfpacht gegeven aan de provincie Luxemburg. De bedoeling van de provincie was om er een natuurinformatie- en onderzoekscentrum van te maken. In 1984 werden een vleugel van het kasteel echter weggeblazen door een gasontploffing. Sindsdien is het tussen het OCMW van Bergen en de provincie Luxemburg nooit meer goed gekomen. Luxemburg wou eigenlijk van de gebouwen weer af. Allerlei andere plannen met Les Epioux werden naar voren geschoven: Uitbouwen van overnachtingfaciliteiten, ingebruikname door een intercommunale, enz… Ondertussen ging het verval van het gebouwencomplex verder, waarbij er enkel werken werden uitgevoerd om de toestand te stabiliseren. Grondige restauratiewerken met het oog op herbestemming zijn er nooit gekomen. Les Epioux is dus voor de provincie Luxemburg een complete miskleun geworden die vooral veel weggesmeten geld heeft opgeslokt.
> Na 27 jaar is de erfpacht op 31 december 2007 ten einde en moest de provincie de gebouwen weer teruggeven aan het OCMW van Bergen in een staat die aanvaardbaar is… Dat leidde tot nieuwe onenigheid. Pas eind 2011 kwam het tot een akkoord waarbij de provincie 226.000 € van de oorspronkelijk geëiste 500.000 € uitbetaalde aan het OCMW van Mons. Ondertussen is het OCMW al jaren op zoek naar een nieuwe herbestemming voor Les Epioux. Om verder verval te voorkomen wordt het domein bewoond door een conciërge.
Eén van de mooiste doorkijkjes over de grillige loop
van de Semois te Chiny: Roche Pinco
> In tegenstelling tot de vorige etappe liggen de dorpen bij deze etappe veel verder uit elkaar. Op het 32 km lange traject passeren we enkel Florenville, Chassepierre en Chiny.
> Florenville vormt het busknooppunt voor de dorpen langs deze etappe. TEC-bussen waaieren uit naar heel wat plaatsen die langs La Gaume Buissonnière liggen, zoals Orval, Chassepierre en Chiny en ondermeer ook naar de treinstations van Marbehan en Aarlen. Er is ook een treinstation bij Florenville (wel op 2 km van de stad, eigenlijk te La Cuisine) dat op de secundaire lijn Dinant - Bertrix - Virton ligt.
> Campings vind je in Florenville (op 1 km), Martué (op 700 m), Chassepierre (langs het pad) en Chiny Pont St Nicolas (langs het pad).
> Bevoorrading onderweg te Florenville (winkels en 3 supermarkten). Om je lichaamsvocht op peil te houden of iets te eten kan je terecht te Orval, Chameleux, Florenville, Chassepierre (café) en Chiny. Telkens bij of vlakbij het wandeltracé gelegen.
> Vanaf de abdij van Orval moet je even terugwandelen tot bij het wegenkruispunt op enkele honderden meters. Daar ga je dan rechts en terug rechts om in noordelijke richting het valleitje van de Williers-beek te volgen in noordelijke richting, naar Chameleux en Florenville toe. Dit bospad is al 100 jaar de aangenaamste wandelweg om de abdij van Orval te bereiken.
> Niet verwonderlijk dat hier dan ook nogal wat andere langeafstandspaden lopen, zoals de Gaumeroute, GR 129 Dwars door België, de TransSemoisienne en de Compostelaroute Via Arduinna. La Gaume Buissonnière volgt tussen Orval en Florenville trouwens geen eigen bewegwijzering maar wel de witrode tekens van GR 129! We vertellen er ook nog bij dat als Grote Routepad dit tracé in het verleden al onderdeel was van heel wat GR's. Het werd in de jaren '70 gemaakt voor GR Ardennen - Eifel (AE). Rond 2005 werd het GR AE opgeheven, het traject kreeg een kortstondig nieuw leven onder GR 15. Die GR werd in 2008 verkapt in verschillende GR-nummers, het deel Orval - Florenville werd een aanlooproute van GR 16 Semois. Een jaar later alweer verandering, nu werd het deel van GR 129 (Brugge - Aarlen).
> Een eindje verder langs La Gaume Buissonnière zie je op je rechterzijde, aan de andere kant van de Williers-beek, een natuurgebied van hooiweiden. Je komt ook langs een picknickzone bij een brugje over de Williers. GR 129 (en dus ook La Gaume Buissonnière) blijven echter aan dezelfde kant van de Williers. Even later sta je wel voor de keuze om het GR-traject te volgen, dat een wat avontuurlijk pad volgt op de rand van de beek, of om de met G.B.-tekens gemarkeerde variant over het bredere bospad te volgen. Beide komen verderop weer te samen.
> Enkel kilometers later bereikt de Gaume Buissonnière het gehuchtje Chameleux, een historische site gelegen op de Frans-Belgische grens. Heb je water nodig, dan kan je een bron vinden links van het brugje net voor je Chameleux inloopt.
Oud douanebord
(inmiddels verdwenen)
G.B. kort op de geërodeerde Williersoever
Over een buurtpad bij Florenville
Chameleux, halverwege G.B. tussen Orval en Florenville.
Het Romeinse relaisstation
> Chameleux. De smalle vallei waarin het gehucht ligt fungeert als een bottleneck. Een waaier aan paden en wegen komen hier te samen. Zelfs de Romeinse weg maakt hier de enige echte bocht van het hele traject tussen Reims en Trier. Midden in de vallei loopt ook de grens tussen België en Frankrijk. Een oud verkeersbord verbood de doorgang op dit punt, aangezien er geen officieel douanekantoor was. Vlakbij ligt het dorpje Williers, hoog op een soort vooruitstekende rots. Heb je de tijd dan kan je er even naartoe wandelen. In Williers was het erg populaire caféetje 'Chez Odette' gelegen, het is nu een 'chambre d'hôte'. In Chameleux zelf kan je het gelijknamige café-restaurant moeilijk missen. Dit no-nonsense familierestaurant is een uitstekende plek om even uit te blazen. Je kan er ondermeer 'truite meunière' eten, de forel komt uit de vijver vlakbij.
> Om hun veroverde gebieden beter te ontsluiten en militaire bewegingen vlot te kunnen laten verlopen trokken de Romeinen snelle rechte wegen. De weg door Chameleux dateert uit ongeveer 44 na Christus, dat kon worden bewezen door de vondst in Montauban van een mijlpaal die uit Etalle afkomstig was. De weg door Chameleux was van primair belang, hij verbond Trier met Reims, via ondermeer Aarlen. Soms lagen de woonkernen langs de weg te ver uit elkaar voor paard en mens. Daarom werden om de 15 kilometer een soort tussenstations ontwikkeld waar paarden konden worden gewisseld of gelaafd, en waar een aantal basisvoorzieningen voorhanden waren. Chameleux is zo'n relaisstation, gelegen tussen de stations van Carignan en Etalle.
> De Romeinse site was in functie van de 1ste tot de 5de eeuw. Met het verval van het Romeinse rijk verdween ook voor een stuk de functionaliteit van de weg. Opgravingen vanaf de 19de eeuw brachten ook interessante vondsten uit die Romeinse periode aan het licht, zoals munten, keramiek en objecten uit de plaatselijke smidse. Die zaken verdwenen naar de musea in de streek.
> Wat je nu ziet aan ruïneresten zal je misschien wat teleurstellen. Enkel de basisfundamenten zijn nog over. Als je echter goed kijkt ontdek je een bepaald patroon in de ruïnes. Het (verhoogde) wegdek van de weg Trier-Reims met aan de wegkant een kolonnenrij en de gebouwen voor facilitaire voorzieningen zijn duidelijk te ontwaren. Als het toch niet zo zichtbaar is verklaren de infopanelen op de site wel de lay-out voor jou. De weg Reims-Trier is op een kaart van Zuid-Luxemburg nog gemakkelijk te onderscheiden. Grote delen ervan zijn nu veldweg of een rustige landweg. Zoek naar 'Chaussée Brunehaut' of 'Chaussée Romaine' op je topokaart. La Gaume Buissonnière loopt er echter niet over.
> Er is ook een café in Chameleux. Even opletten hier. La Gaume Buissonnière volgt tot in Florenville verder het traject van de wit-rood bewegwijzerde GR 129 tot Florenville. Dat betekent dat de wandelroute verder loopt langs rechts van het café en dat je dan de weg neemt tussen het café en de Romeinse ruïnes.
> Na zowat 2 km over dit licht stijgend asfaltwegje neemt de Gaume Buissonnière (GR 129) plots een paadje rechts dat steil omhoog loopt en aanvankelijk wat overgroeid kan zijn. De G.B. bereikt al snel het plateau en loopt verder over een mogelijk 's zomers wat overgroeid pad in de richting van een buitenwijk van Florenville. Eens het asfalt bereikt bij de eerste huizen is het gewoon maar rechtdoor. Verderop loop je dan 2 X over een buurtpad tot je vlak bij het centrum van Florenville komt. De G.B. loopt naar de Place Albert I, waar je alle voorzieningen vindt. Ook het busstation is vlakbij. Het treinstation ligt op 2 km.
Kerk Florenville
> Florenville is gelegen op de rand van de meest noordelijke Gaume-cuesta. De noordelijke kant, die we zien bij het verlaten van de stad, loopt vrij scherp af naar de vallei van de Semois. De stad ligt zo ook op de scheiding van Gaume en Ardennen. Behalve de hoge kerktoren is de stad Florenville eerder arm aan bezienswaardigheden.
> Opvallend landmerk en van ver zichtbaar is de 50 meter hoge slanke kerktoren van Florenville. De vorige toren, pas in 1873 gebouwd werd verwoest in 1940, wellicht was de toren een té aantrekkelijk uitzichtpunt voor de vijand. De huidige toren werd gebouwd in 1951. Het is mogelijk om de torentrappen te beklimmen tijdens de zomermaanden en er te genieten van het weidse uitzicht over de Gaume. In de toren bevindt zich ook een beiaard van 48 klokken.
> De attractiviteit van de stad ligt eerder in de onmiddellijke omgeving, waar je tal van recreatieve mogelijkheden hebt in een boeiend landschap. Praktisch is de stad wel handig, je vindt er alle voorzieningen zoals winkels en openbaar vervoer naar andere etappeplaatsen op La Gaume Buissonnière. Niet ver van de kerk ligt ook een goed gedocumenteerd VVV-kantoor. De stad is ook bekend in de streek voor zondagshopping, je vindt er de meeste winkels tijdens het weekend dus open. 's Maandags dan weer zijn de meeste zaken gesloten, op de supermarkten na.
> We vervolgen La Gaume Buissonnière ook te Florenville via de witrode GR-tekens. Even goed opletten dus aan de Place Albert I, want we volgen niet langer de tekens van GR 129 maar wel die van GR 16 (Semois) en dat in de richting van Chassepierre (zie kaartje hiernaast). Die GR 16 neemt bij het plein de grote weg richting Bouillon, dat is de Rue Généraux Cuvelier. De eerste weg links loopt naar het busstation maar die nemen we ook niet.
> Rechtdoor over de Rue Généraux Cuvelier tot op een driehoekig plein, Place Reine Astrid. Daar nemen GR 16 en La Gaume Buissonnière schuinrechts de Rue des Epérires. 350 meter stijgend en steeds rechtdoor tot bij een watertoren en Mariabeeld. Daar rechtsvoor verder (Rue de la Concille). Na 200 meter wordt de weg onverhard. We zijn Florenville uit en zetten de langzame daling in vanaf de cuesta door bos naar de vallei van de Semois.
> Terwijl de vorige etappe flirtte met de staatsgrenzen tussen Frankrijk en België zigzagt deze etappe op de grens tussen 2 geologische gebieden: De Gaume en de Ardennen. La Gaume Buissonnière voert ons mee door de bossen die de slingerende Semois omgeven. Deze etappe is dus wat wilder dan de vorige, maar erg bosrijk en afwisselend.
> Via een afgelegen het afgelegen Romeinse relaisstation Chameleux bereiken we de hooggelegen Gaume-stad Florenville. We bereiken de Semoisvallei bij een van de mooiste dorpen van de Gaume, Chassepierre.Door erg rustig en groen wandelgebied gaan we op zoek naar het afgelegen domein 'Les Epioux'. Daarna zoeken we weer de kronkelende Semois op, al wandelend langs enkele schitterende uitzichtpunten. We eindigen deze etappe ook aan de Semois, in de buurt van de fotogenieke brug van Chiny.
> Bij het einde van deze etappe zijn we halfweg de 225 km lange tocht.
Florenville, zicht over de Semoisvallei richting Martué
Florenville, padenkruispunt
GR 16 Semois, 1 km na Florenville
> De Gaume Buissonnière (hier GR 16) bereikt uiteindelijk een eind lager een asfaltweg. Hier even rechts en bij de eerstvolgende splitsing gaan we links. Opgelet nu: we verlaten de GR-tekens, vanaf nu zal La Gaume Buissonnière weer zijn eigen G.B.-bewegwijzering volgen! Rechtdoor dus tot Laiche, daar links de straat volgen die parallel met de Semois gaat lopen richting Chassepierre.
> Aan onze rechterzijde loopt een RAVeL-route over de Semois, aangelegd in 2013 op de ruInes van de verwoeste trambrug 'Pont de Breux'. Ze werd in 1940 in paniek gebombardeerd door het Belgische leger om de opmars van het Duitse nazileger te verhinderen. Dat betekende meteen ook het definitieve einde voor deze tramlijn, de brug zou immers nooit meer hersteld worden voor de tram. De pijlerruïnes bleven decennia lang bestaan.
> Vanaf de jaren '70 werd er geijverd om hier te Breux een voetgangersbrug te maken. Voor het grote openluchtfestival van Chassepierre werd jaarlijks wel een tijdelijke passerelle aangelegd maar het duurde maar liefst tot 2013 vooraleer er (in het kader van de RAVeL-route) een definitieve fietsers- en voetgangersbrug kwam! Er zijn enkele banken en picknicktafels in de buurt van de pijlers.
Evolutie van de trambrug in Chassepierre: Tussen 1921 en 1940 rolde een tram dagelijks over de Semois. De oude postkaartfoto werd genomen in de koude winter van 1928-'29, doen delen van de Semois dichtvroren. Na het opblazen van de brug in 1940 bleven decennia lang enkel pijlerresten over. In 2013 werden delen van de pijlers geconsolideerd en in herbruik genomen voor zachte recreatie: er ligt nu een nieuw wegdek op voor fietsers en wandelaars.
Tramlijn 558 Ste-Cécile - Marbehan
> Behalve de uitbouw van een spoornet werd er rond de eeuwwisseling 19de / 20ste eeuw in het zuiden van België ook naarstig gebouwd aan buurtspoorwegen, in die mate dat er een vrij dicht net kwam. Je kon in de jaren '30 van de 20ste eeuw haast overal geraken met trein of tram. Wie toen hier kwam wandelen, kon vlot trein en tram combineren voor dagtrajecten over paden door de Semoisvallei.
> Tramlijn L558 werd vanaf 1910 aangelegd vanuit Marbehan. Oorspronkelijk zou het Franse industriegebied vanuit Carignan met een spoorlijn verbonden worden naar Florenville en Marbehan, niet met een tramlijn. Politiek gekonkel leidde tot de aanleg van de beruchte spoorlijn 163a, niet naar het makkelijker te bereiken Florenville maar door de harde leisteenontginnigen van Herbeumont en Bertrix. (Meer info over spoorlijn 163a elders op Trekkings.be.) Om de regio alsnog te ontsluiten kwam er dus deze tramverbinding 558 bij, die op spoorlijn 163a aansloot te Sainte-Cécile.
> Door de oorlogsvijandigheden werd de aansluiting met het station van Sainte-Cécile pas op 1 december  1921 gerealiseerd en dat met 5 retours per dag. Hiermee werden eigenlijk de oorspronkelijke plannen van de Franse industriëlen uit eind 19de eeuw gerealiseerd: Een verbinding tussen Carignan en Florenville (en niet naar Bertrix). Ondertussen was ook spoorlijn 163A geopend voor burgerverkeer. Met de aansluiting van de tramlijn werd gehoopt dat spoor 163A meer succes zou hebben. Dat bleek echter eerder het omgekeerde effect te hebben: Tarieven voor vervoer op tram 558 waren een stuk lager dan die voor de trein.
1925: vreemd monstertje op de tramsporen. Eigenlijk een bus omgevormd tot een tram. Dit is het allereerste autorailtype dat in België werd in gebruik genomen door de Maatschappij van Buurtspoorwegen, première op tramlijn 558 (type Saurer nrs AR 1 en 2). 15 zitplaatsen en 10 staanplaatsen.
> Tijdens het interbellum moet het voor de wandelaar die graag de streek ontdekte vanuit één plaats dus makkelijker zijn geweest dan nu om trajecten met het openbaar vervoer te combineren. Sinds 2013 is de omvorming van deze oude trambedding tot fiets- en wandelvriendelijk pad helemaal voltooid. De fietsersbrug over de Semois werd officieel opengesteld in augustus 2013. Een tram zal hier nooit meer rijden.
> Zo draaien we langs de verkeersweg langzaam naar een van de meest karakteristieke Gaumedorpen, Chassepierre. Links van de weg waarover je Chassepierre binnen loopt, borrelt het frisse Gaumewater zomaar op vanonder een dikke eik. Kort daarna passeer je een aangelegde bron bij het centrum. Chassepierre staat sinds 2016 op de lijst van Mooiste Dorpen van Wallonië.
> De naam ‘Casa Petra’ waarvan ‘Chassepierre’ is afgeleid, verraadt een erg oude dorpsgeschiedenis. Vermoedelijk vestigden de eerste bewoners van het dorp zich in de beschuttende kalkstenen rotsholten vlakbij de plaats waar nu de kerk staat. Het dorp is namelijk gelegen op een laag van kalktuf. Dit soort specie ontstaat bij de vermenging van regenwater met een krijtlaag en kalkhoudende zandsteen. Bij opwellend bronwater uit zulke waterlagen worden hierbij lagen carbonaat afgezet, kalktuf. In die kalktuf werd een net van onderaardse gangen en grotten uitgegraven, bekend als “le Trou des Fées”. Ga op zoek naar een toegang tot de Trou des Fées via een steegje aan je rechterkant net na de kerk. Een zaklamp is misschien handig. De gangen lopen door tot onder het oude molengebouw vlakbij. De kerk van Chassepierre dateert uit 1702 en is best fotogeniek met haar belvormige klokkentoren. Zoals veel gebouwen in Chassepierrre is de kerk opgetrokken in de typische Gaumse zandsteen.
Chassepierre
> Tijdens het weekend na 15 augustus is het ‘koppen lopen’ in Chassepierre als de ‘Foire des artistes ‘ plaats vindt. Straatspektakel dat tot ver over de grenzen bekend is. Kunstenaars en een artisanale markt trekken duizenden bezoekers. Het dorp heeft nog een café en er zijn bronnen. Een mooi zicht over Chassepierre heb je als je omhoog klimt tot op de weg Bouillon-Florenville.
De blote bruine zandsteen van Chassepierre oogt bekoorlijk rustiek voor het oog van de 21ste eeuwse wandelaar. In feite werden de meeste huisgevels vroeger echter voorzien van een kalklaag, zoals bij dit huis. Ander typisch stijlelement is de datum van het bouwjaar boven de voordeur. Zoals vaak had je vooraan twee deuren, een ingang voor de bewoners, één voor de stal.
> La Gaume Buissonnière blijft op de hoofdstraat door het dorp. Bij het verlaten van Chassepierre steken we ter hoogte van de camping de Semoisbrug over en krijgen nog een mooi zicht op dit prachtige Gaumedorp. Er zijn daar enkele picknickbanken geplaatst. La Gaume Buissonnière gaat nu de komende uren op een eigen traject lopen, dat op de geologische grens van Gaume en Ardennen ligt. De rustige asfaltweg klimt langzaam de Semoisvallei en de Gaume uit. Een hele tijd rechtdoor over deze asfaltweg tot dat deze overgaat in een bosweg na de passage over een wildrooster in het wegdek.
Fraai uitzicht over Chassepierre dat ingebed ligt op de Semoisoever.
> Het domein Les Epioux dankt zijn bestaan volledig aan de metaalnijverheid die hier tussen ongeveer 1550 en 1850 floreerde. De zuidelijke Ardennen en de Gaume waren in die periode uiterst geschikt voor de aanwezigheid van ambachtelijke ijzersmelterijen. Zie ook oa Saint-Pancré, Grandcourt eerder op deze tocht en oa Pont d’Oie en Montauban verder langs de Gaume Buissonnière.
Overstroming in Les Epioux.
> Met de komst van de hoogovens in les Epioux werden ook een aantal vijvers aangelegd om de werking van de watermolens te verzekeren. In 1888 breekt een dijk van de grote vijver door. Meer dan een half miljoen kubieke meter zoekt zich een weg naar lagergelegen gebied...
> Ondermeer de oude fabrieksgebouwen van Epioux-Bas worden hierdoor vernietigd. Gelukkig vond de ‘tsunami’ om 4 uur ’s nachts plaats, waardoor er geen boeren op de velden langs de Semois aan het werk waren en er geen doden vielen. Tot in Bouillon waren de gevolgen van de overstroming op de Semois merkbaar.
> Het grote loofbos dat je nu betreedt is eigendom van het OCMW van de stad Bergen. Vreemd misschien dat een stad als Bergen dit bos beheert, de verklaring vind je verder in dit verslag. Als de G.B. het tweede bospad rechts neemt wordt het echt leuk wandelen. De padbodem is een goed onderhouden grassig pad dat al snel de Semoisoever opzoekt en deze een tijdje volgt. Vergeet niet op tijd links af te slaan. Toen ik hier passeerde stond dit niet zo goed gemarkeerd doordat opschietend struikgewas het blauwe G.B. teken had verstopt.
> Weer flink stijgen om de Semoisvallei uit te komen. Hogerop vlakt de stijging langzaam uit en loopt het pad door gemengd bos van loofbomen en denpercelen. Aan een splitsing van paden links rechtdoor volgen en wat dalen om onder de spoorlijn Bertrix – Virton door te lopen en dadelijk links langs de spoorwegberm naar het domein Les Epioux te vervolgen.
La Gaume Buissonnière, onderweg naar Les Epioux langs de Semois
Hoe Les Epioux in handen van het OCMW kwam
> In 1887 werd Les Epioux weer verkocht, ditmaal aan een herenboer uit Harmignies, een dorp dat tot Mons behoort. Het feit dat na een keizerlijke telg een eenvoudige boer zomaar in staat was om het enorme domein van 1720 ha op te kopen maakte in de streek de tongen nogal los. Zo vertelde men dat Victor Dejardin zich opzettelijk in boerenkledij had vermomd om vooral niet op te vallen toen hij naar de openbare verkoop ging. Toen hij met 630.000 francs de hoogste bieder bleek opende hij – tot verbazing van de omstanders – een regenscherm dat bleek vol te steken met opgerolde bankbriefjes. Een andere versie heeft het over Dejardin die het hele bedrag contant betaalt in goudstukken waarmee Dejardin beladen was tot in zijn regenscherm. Maurice Cosyn schrijft hierover in zijn Ardennenreisgids uit 1935: ‘De werkelijkheid is even leuk: Dejardin was de eenvoud zelve. Daarom begrijpt men dat bij het zien van het boerke in fluweelen jas en met versleten deukhoedje dat zoo hooge sommen bood, de notaris zekerheid wilde hebben omtrent dien gegadigde, wien hij vroeg of hij een volmacht had van zijn meester. Dejardin antwoordde dat hij voor hem zelf kocht. Nog steeds twijfelend drong de notaris aan: “Maar hebt ge ten minste een borg? – Dat is onnoodig, ik kan 500.000 frank betalen. Ik hoop wel dat u mij een krediet van eenige dagen zult geven voor het overige?” En tot ontsteltenis van den notaris en de omstanders legde Dejardin de bankbiljetten neer, die hij in zijn portefeuille meegebracht had.'
Koevinkje
Graf van Victor Noir (Parijs)
Monument Dejardin, Les Epioux
Roche de l'Ecureuil
> Voor de vijvers van Les Epioux gaan we rechts en dadelijk nogmaals rechts over een zuidelijk lopend educatief bospad. Het is prettig wandelen over dit bospad met soms aparte flora. De af en toe wat zanderige bodem duidt er op dat we op de geologische grens van Gaume en Ardennen lopen. Bij een stenige piste links en zo nadert La Gaume Buissonnière de drukke weg Neufchâteau – Florenville. Deze weg even rechts op en 100 meter verder links weer het bos in.
> Als je de witrode tekens van GR 16 tegenkomt deze links volgen. De Gaume Buissonnière zal vanaf hier tot in Suxy trouwens weer de witrode bewegwijzering overnemen van GR-routes overnemen. Enkel bij de 'controleposten' (afstempeling) wijkt de G.B.-padmarkering even af van de GR-route.
Pierre Bonaparte
De grote vijver van Les Epioux
Les Epioux
Pad voorbij Les Epioux
Roche Pinco
Bonaparte
> Eén van de opvallendste bewoners van het kasteel Les Epioux is ongetwijfeld Pierre Bonaparte (1815 -1881), een neef van Napoleon Bonaparte. Hij vluchtte naar België na kritiek op het regime van Napoleon III. Les Epioux werd zijn thuis tussen 1862 en 1871. In 1867 huwde hij er in de kapel met een arbeidersmeisje, iets dat op nogal wat kritiek stuitte van zijn familie.
> In 1870 gebeurde iets vreemds. De jonge journalist Victor Noir daagde Pierre Bonaparte uit tot een duel, het gevolg van besmeuringen in de pers. Nog voor een duel kon plaatsvinden gingen de heren in de clinch, waarbij Noir een oorveeg uitdeelde aan Bonaparte. Deze aarzelde niet, trok zijn revolver en schoot de 22-jarige Noir dood.
> Je kan Victor Noirs graf terugvinden op het beroemde Parijse kerkhof Père Lachaise, het is één van de opvallendste grafstenen. De beeldhouwer van de grafsteen heeft een levendige Noir uitgebeeld, gelegen zoals hij bij de confrontatie met Bonaparte gevallen was. Daarbij heeft de beeldhouwer ook veel aandacht besteed aan de uitbeelding van de viriliteit van de jonge Noir. In zijn broek staat een kanjer van een penis gevormd die niet veel aan de verbeelding overlaat. Veel vrouwen komen op het kerkhof van Père Lachaise in het geniep even over Noirs gespannen broek wrijven om vruchtbaarheid (en meer) af te smeken.
> Het is nogal een zicht als je op het kerkhof Noir zo ziet liggen met een halve erectie. Om te hitsige dames op een afstand te houden werd in 2004 een afsluiting rond het graf geplaatst. De wereldpers pikte dat verhaal toen gretig op. Ondertussen is de afspanning weer verdwenen en ligt Noirs pronkstuk er weer opgeblonken bij....
> Langs de Semoisoever staan een massa lokale paden gemarkeerd, dit is een erg populair wandelstuk, je zal hier niet alleen lopen. In een grote bocht over het met steenslag verharde en goed onderhouden oeverpad bereik je 3 km verder de ‘Moulin Cambier’. De gebouwen liggen langs een zijweggetje van de wandelroute.
Oeverpad langs de Semois
> Uit later onderzoek kon men afleiden dat Mr Dejardin eigenlijk een gecultiveerde man was, die had gestudeerd en interesse had voor archeologie en andere wetenschappen. Hij was ook een goede financiële beheerder, want de staat waarin hij het domein kocht veroorzaakte nog grote bijkomende kosten. Zo moest Dejardin het grotendeels ontboste domein weer helemaal opnieuw bebossen. Ook bij de overstromingsramp in 1888 kwam hij tussen om schade te vergoeden.
> Even sterk dalen en in de vallei een houten brugje over de ruisseau de Prévôt over. Er volgen een paar padsplitsingen maar de markering van La Gaume Buissonnnière (hier dus GR 16) brengen je feilloos naar de aanlegsteigers voor bootjes en kajaks te Chiny.
> De G.B. gaat niet over de Semois via de passerelle maar blijft op dezelfde oever. Als je in Chiny-dorp wil zijn of even een café wil binnen lopen kan je dus de Semois oversteken, maar de wandelroute (hier GR 16) blijft trouw dezelfde Semoisoever volgen.
'Les Passeurs Réunis'
> Een aparte attraktie hier in Chiny is een boottochtje op de Semois. Dit is zelfs één van de oudste attrakties in de Ardennen. Al sinds 1868 kunnen bezoekers hier op platbootjes over 8 km de Semois afvaren. Een veerman met stuurstok loodst de toeristen over de bochtige Semois. 8 km meer stroomafwaarts, in Lacuisine wordt weer aangelegd, waarna je terug wandelt of op vervoer kan beroep doen. De mooie tocht duurt iets meer dan een uur.
Chiny, embarcadère
> Aloïs Mercatoris was de man die het allemaal in gang zette, toen hij als 15-jarige knaap reizigers begon te vervoeren. In 1912, wordt met het opkomende toerisme zelfs een heuse vereniging van veermannen opgericht, de Passeurs Réunis, die enkele tientallen veermannen groepeerde.
> Sinds de jaren ’70 hebben de kleine platbodems stevige concurrentie gekregen van flashy kano’s en kajaks. Helaas, de interesse voor de boottochtjes loopt de laatste jaren sterk terug. Komt daar nog een verstrengde wetgeving bovenop waarbij de bootjes net zoals kayaks niet mogen uitvaren bij een debiet van de Semois onder 1,5 m³/sec 's zomers. Het 100-jarig bestaan van de vereniging werd in 2012 in mineur gevierd en in 2013 staakten ze zelfs hun boottochten in afwachting van een soepelere reglementering.
> De motorloze bootjes varen in principe uit tussen begin april en eind september en nemen maximaal een tiental passagiers mee. Het valt echter af te wachten of ze ooit nog zullen varen.
Chiny, 'barquettes' van de 'passeurs réunis'
(oude postkaart)
> Bij testament vermaakte Dejardin het hele domein Les Epioux na zijn dood in 1914 aan de ‘burgerlijke godshuizen’ (later het OCMW) van Mons, vanwaar hij afkomstig was (Harmignies). Dat verklaart dus waarom het enorme domein tot op de dag van vandaag toebehoort aan het OCMW van Mons. Voor het OCMW is dit domein al bijna 100 jaren een interessante bron van inkomsten, met name door de verpachting van de bossen voor jachtpartijen. Een standbeeld voor Dejardin voor zoveel gulheid kon er vanwege het OCMW dus zeker af: De Gaume Buissonnière passeert langs de domeingebouwen en langs een bronzen plaat met de beeltenis van Dejardin.
> Chiny is op het eerste zicht een dorp als een ander, maar schijn bedriegt. Het dorp dat slechts een kleine 1000 inwoners telt heeft de status van ‘stad’ en boogt op een rijke geschiedenis. Het graafschap Chiny wordt gevormd tijdens de tweede helft van de 10de eeuw. Op het hoogtepunt van hun macht beheerden de graven van Chiny honderden dorpen. Ondermeer Neufchâteau, Florenville, Virton en de Franse steden Carignan en Montmedy behoorden tot Chiny. De successie van graven kan in 2 dynastieën worden opgedeeld, waarbij de eerste reeks machthebbers hun hoofdzetel hadden in Chiny, terwijl de latere graven Montmédy verkozen. Tussen 980 en 1364 was het graafschap Chiny hét machtscentrum van het gebied dat nu de Gaume heet. Na 1364 werd het graafschap Chiny bij het hertogdom Luxemburg gevoegd.
> Het zal je dus niet verwonderen dat meer dan de helft van de 225 km lange Gaume Buissonnière door gebied loopt dat ooit tot het machtige graafschap Chiny behoorde. Vreemd dat het dorp nooit is uitgegroeid tot een echte stad zoals Montmédy of Bouillon, nee Chiny straalt enkel de rust van eender welk ander Ardens of Gaums dorp. Enkel in de zomer kan het hier druk zijn, waarbij alle aktiviteit zicht concentreert rond de Semois. Van de roemrijke geschiedenis is weinig overgebleven.
> De oude molen Cambier, ontwikkeld voor het malen van bloem werd gebouwd door éne Clement Lamain in 1844. De waterkracht werd geleverd door een afgeleid kanaaltje langs de Semois. Van 1862 tot 1907 kreeg de molen een functie als zagerij toen hij in 1862 werd aangekocht door Joseph Hauter, een Elzasser die in Chiny woonde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de molen door de Duitse bezetter dan weer getransformeerd tot electriciteitscentrale, een functie die hij ook na de oorlog, tot 1932, zou vervullen. Rond 1940 wordt de molen opgekocht door de 3 gezusters Cambier uit Brussel. Ze zullen de molen later donneren aan de gemeente Chiny. De molen en de omgeving er rond werden in 1973 geklasseerd als waardevol erfgoed.
> Vanaf 1980 krijgen het molengebouw en het domein een recreatieve bestemming, met ondermeer een picknickterrein en een soort strand. Vlakbij liggen ook inschepingsoevers voor kajak en kano.
Chiny, platboottochtjes sinds 1868 (postkaart)
Chiny Pont Nicolas
Brugje over de Ruisseau de Prévôt
> Al snel komt de G.B. bij het schitterende uitzichtpunt ‘Pinco’, op 30 meter van het eigenlijke pad gelegen. Dit is dé plek om even uit te blazen. We zijn nu echt volledig in de Ardennen en niet meer in de Gaume, de harde schieferrotsen bij de Roche Pinco zijn daar het mooiste bewijs van. Het pad vervolgt meer noordelijk en loopt in een brede bocht boven een dode Semoismeander. Aanvankelijk houdt het traject goed hoogte, er zit zelfs af en toe nog een kleine stijging in. Het lawaai van autogeraas door het bos is afkomstig van de weg Neufchâteau – Florenville die we eerder overstaken.
> Uiteindelijk ga je toch stevig dalen om bijna op niveau van de Semois te komen. Onderweg passeer je daarbij nog een ander uitzichtpunt, ‘La Roche de l’écureuil’ (= 'de eekhoornrots'), nog zo’n prettige pleisterplaats.
> De huidige Pont Saint-Nicolas met zijn bogen die over een rustige Semois reflecteren in volle cirkels dateert maar uit 1955. Ze werd gebouwd nadat de vorige brug werd verwoest door de Franse genie in 1940. Sinds de middeleeuwen stonden de inwoners van Chiny en de omliggende dorpen in voor het onderhoud van de brug, in ruil kregen ze het gebruiksrecht van een nabijgelegen bos. Tot 1737 was dit een houten brug, waarna een stenen brug werd opgetrokken. Het beeldje van Sint-Niklaas dat midden op de brug staat (beschermheilige) is wellicht nog een overblijfsel van deze eerste stenen brug, hoewel het ook nog ouder kan zijn.
> In het molengebouw is ook een café-restaurant gevestigd, je kan er behalve een stempel op je wandelkaart ook een streekbiertje proeven: La Hotteuse’(= de mandendraagster). Nu ja, ‘streekbier’, ter plaatse serveert men het graag als een lokaal brouwsel, maar het wordt zeker niet van Semoiswater gemaakt... Dat was ook zo toen het bier in 1980 werd gelanceerd ter gelegenheid van het 1000-jarig bestaan van de stad Chiny. Le Maire uit Meix-devant-Virton was de brouwer. Enkele jaren later stopte deze brouwerij waarna de Hotteuse verhuisde naar Vlaanderen, bij brouwerij De Smedt uit Affligem.
> Het brouwen gebeurt in opdracht van een drankenbedrijf uit Pin-Izel (Chiny) die ook voor de verdeling zorgt in de streek. Het is niet zo gemakkelijk te achterhalen van waar de Hotteuse tegenwoordig uit de vaten komt, maar alles wijst er op dat Roman uit Mater (Oudenaarde) de brouwer is. De Hotteuse Grand Cru (8°) is een redelijk zwaar, sterk smakend en amberkleurig bier.
> Verderop langs de Semoisoever passeert de G.B. ook nog een andere aanlegsteiger voor kajaks en een camping, allemaal in de buurt van de fotogenieke Pont Saint-Nicolas (afslag indien je in Chiny-dorp wil zijn). Hier houden we het voor bekeken voor deze etappe.
> De aanleg van een wildrooster hier, een zogenaamde 'barrière canadienne', is het resultaat van lobbywerk van jagers. Onder druk van de jachtvereniging van Les Epioux is hier een wildrooster in de asfaltweg gelegd, met de bedoeling uiteraard om het wild in het bos beter onder controle te kunnen houden. Het getuigt weer van biezonder veel arrogantie vanuit het jagersmilieu om zo'n praktijk toe te passen. Ondanks een negatief advies van de Waalse overheidsdienst voor bos, DNF, heeft de gemeente Florenville laten betijen en werd aan de gril(len) van de jagers voldaan. Ondertussen is al een eerste ongeval gebeurd, waarbij een ruiter met zijn paard in de gril terecht kwam. De stad Florenville en de jagers van Les Epioux werden hiervoor veroordeeld door het gerecht (en nogmaals in beroep) en moesten de opgelopen schade en kosten aan de eigenaar van het paard vergoeden, evenals de gerechtskosten.
Gaume Buissonnière (225 km)