©
Luc Selleslagh 2008 - 2024 Trekkings.be
Pont de La Blanche tot Tunnel Linglé (3,7 km).
La voie des pierres qui parlent
> Als beschermheilige van de mijnwerkers is Sint-Barbara prominent aanwezig in allerlei kapellen en nissen die ter ere van haar werden opgericht in de vallei van de Aise en langs de paden die de 'scailtons' namen op weg tussen hun woning en de leisteenmijnen.
> Wat deed Barbara om die eer te verdienen? De legende rond haar leven wordt gesitueerd in de periode na de dood van Jezus, toen de christelijke beweging aanvankelijk nog 'ondergronds' was. Barbara toonde interesse in de nieuwe godsdienst, haar rijke vader die het Romeinse godenspectrum genegen was, liet haar daarom opsluiten in een toren. Stiekem kon ze toch een priester in de toren binnensmokkelen. Hij doopte haar. Haar vader die dat nieuws opving was woedend. 'Barbie' moest vluchten uit haar 'ivoren toren', de bergen in. Daar aangekomen scheurde als bij wonder een berg voor haar open, zodat ze een schuilplaats kon vinden in een grot. Later werd ze alsnog gevonden door de Romeinen, ze eindigde onthoofd. Dat is in enkele lijnen het wonderlijke levensverhaal van Barbara, waarvan de meest uiteenlopende variante versies bestaan.
> Amper 400 meter na de Pont de la Goutelle de Duny wandelen we over nog een hoefijzerbrug, de hoogste en indrukwekkendste van deze vorm op het spoortraject. Opnieuw zul je moeten afdalen van de spoorbedding om de brug in volle glorie te bewonderen. Dit is de spoorbrug van 'La Maljoyeuse' of Pont du Vieux Pasay.
Zandblauwtje
Eenbes
Rond wintergroen
Foto links: Vogelnestje (Neottia nidus-avis), een orchidee. Een verrassing, want deze merkwaardige plant is door botanici in de vallei van de Aise slechts een paar maal waargenomen. Gevonden onmiddellijk langs de spoorzate van L163A. Het vogelnestje staat als Z - ZZ (zeldzaam - zeer zeldzaam) geboekstaafd in de Ardennen. In andere Waalse streken - de Calestienne of de Gaume - is hij een vaker voorkomende gast, omwille van de kalkhoudende grond daar. Het blijft echter een erg kieskeurige groeier: De bodem moet de juiste schimmels bevatten, daarmee leeft hij immers in symbiose. Hier is de gastheer een beuk. Er ontstaat een soort wisselwerking tussen de schimmel en de beuk. De beuk krijgt via de schimmel water en mineralen terwijl hij op zijn beurt koolhydraten afstaat die de groei van het vogelnestje mogelijk maken. Het vogelnestje is dus een zgn. epiparasiet. Kenmerkend is
ook dat hij door zijn groeiwijze geen bladgroen produceert. Hij is bleekbruin gekleurd, vrij pigmentloos eigenlijk. De naam 'vogelnestje' verwijst naar de in elkaar gevlochten vorm van zijn dikke wortels. Onnodig te stellen dat het hier om een beschermde plantensoort gaat.
Gevlekt longkruid
L163 loopt boven Le Pont de la Goutelle de Duny, kort voor La Maljoyeuse.
> Terug op spoorlijn 163A. Een 300 meter voorbij het station lopen we over een volgende brug, Pont de la Côte d'Aise.
> Kort daarna stuiten we op een bareel die de hele bedding overspant. No worries, gewoon er onder door en verder. Er komt een 'donker gat' aan, we naderen de tunnel van Linglé. Met deze passage snijdt de spoorlijn door de waterscheidingslijn tussen de vallei van de kleine Aise en de machtige vallei van de Semois die we zo dadelijk bereiken. Helaas werd deze tunnel sinds voorjaar 2018 afgesloten langs de noordzijde, aan de zuidkant is ze nog open.
> Het verhaal van deze tunnel lees je straks. Eerst duiken we over 250 meter de duisternis in om aan de andere kant uit te komen op ... de volgende webpagina.
Vogelnestje
> Cugnon komt wel eens in lijstjes van mooiste Ardense dorpen voor. Niet onterecht. Dit dorp met huizen die vooral uit leisteen zijn opgetrokken straalt wel charme uit, vooral de dorpskern met oud gemeentehuis (nu VVV-kantoor) en het sierlijke Sint-Remigiuskerkje in Duitse barokstijl vormen met hun witgekalkte gevels een harmonieus geheel. Een andere toepassing van het gebruik van leisteen vind je op het oude kerkhof, hier nog in de schaduw van de kerk zelf gelegen. Sommige grafzerken in lokale schist dateren uit de 17de en 18de eeuw, mogelijk gemaakt door de scailtons van La Maljoyeuse. Elders in Cugnon is een kasteel en een watermolen, gelegen bij de Semois.
> Opvallend ook hoe dit kleine dorpje een rijke geschiedenis heeft (wellicht terug gaand tot het Gallische tijdvak) en toch nooit uitgroeide tot een groter geheel. Volgens de legende heeft de
Heilige Remaclus hier een tijd verbleven in een grot boven de Semois. Een kleurrijk verhaal over zijn verblijf hier kan je
elders lezen op Trekkings.be.
> Korterbij ligt
Mortehan, gelegen binnen een lange meander van de Semois. Maurice Cosyn die al in 1935 Cugnon en Mortehan in één adem vernoemde merkte toen een opvallend verschil tussen de tweelingdorpen. In zijn reisgids 'Semois Supérieur' schreef hij:
'Mortehan verschilt totaal van uitzicht in vergelijking met Cugnon. Huisjes, vaak met een armzalige aanblik, opgetrokken in onregelmatige steen, soms gekalkt en met daken van leischalie staan gelijnd op een lange rotsige kam, smal en bizar ontwikkeld rond een plaats waar enkel wat schrale heide overgaat in weigras langs de Semois.'
> Mortehan was duidelijk een
dorp van mijnwerkers, die met schistafval van de leisteenmijnen hun huisjes optrokken en wat aan veehouderij deden. Onderdak voor mens en dier waren hier in de architectuur sterk verbonden. Vandaag steekt Mortehan Cugnon de loef af wat betreft het aantal beschermde gebouwen. Behalve de kerk en het oude kerkhof zijn in Mortehan maar liefst een dozijn van die
hoevehuizen in schist officieel geklasseerd als beschermd monument. Zo hebben de huizen langs de Rue de la Semois tussen nummer 23 en 35 bijna allemaal een beschermd statuut.
> Zowel in Mortehan als Cugnon zijn enkele campings, vooral gericht op stacaravans echter.
>Na de ondergrondse kennismaking met het harde leven van de 'scailton' trekken we verder dwars door de vallei van de leisteenmijnen, tesamen met het - in 2006 gecreëerde - wandelpad 'La voie des pierres qui parlent'.
> Leisteenmenhirs, met daarop infoborden, vertellen je in een notendop het verhaal van de leisteengeschiedenis hier. Opvallend aan het traject tot Herbeumont is verder de passage over en onder 8 bruggen en één tunnel.
La Maljoyeuse
De vallei van de leisteenmijnen
> Onderweg over de spoorlijn merk je links aan de overkant van de N884 nog vaag de site van de grootste leisteenmijn in de vallei van de Aise, 'Les Anciennes carrières' en 'L'ardoisière du Prigeai'. Over een strook van meer dan 600 meter langs de huidige N884 werd hier zowat 250 jaren lang leisteen onttrokken aan het landschap. In 1924 sloot daar de laatste groeve. Rechts van de spoorbedding merk je zelfs na 100 jaar duidelijk hoe hier de muur van leisteen met geweld heeft moeten wijken om er de bedding van spoor 163A in te forceren. 'Les pierres qui parlent...'
> 1,3 km na de Pont de La Blanche bereiken we Le Pont de la Goutelle de Duny, een hoefijzervormige brug. De spoorlijn loopt er boven op, zo zullen ook de volgende bruggen worden gepasseerd. Boven op de brug is de spoorbedding nog met enkele meters extra opgehoogd. Vanop de brug zie je links langs de N884 een kapel staan, geflankeerd door oude kastanjelaars. De kapel is, zoals zowat alle kapellen in en rond de Aise-vallei, gewijd aan Sint-Barbara en dateert uit 1886. Dit is de Chapelle de la Maljoyeuse, ook Chapelle Lamotte genaamd (wellicht naar de oorspronkelijke mecenas François-Joseph Lamotte, toenmalig directeur van de Maljoyeuse-leisteenmijn).
Sint-Barbara
> 'Maljoyeuse' betekent letterlijk zoiets als 'de onvrolijke' maar de oorsprong heeft eigenlijk niks met onvrolijkheid te maken, integendeel. Langs de mijnsite passeerde tussen 1880 en 1914 meerdere keer per dag de malle-poste (postkoets) van Bertrix naar Herbeumont. De passage van de laatste malle-poste betekende voor de arbeiders ook bijna het einde van de werkdag en was dus een vreugdevol teken. De oorspronkelijke naam van de mijn, die in 1721 opende, was trouwens 'Belle Joyeuse'!
> Deze deels bovengrondse / deels ondergrondse leisteenmijn moest sluiten voor de spoorlijn in aanbouw, merkwaardig, want spoorlijn 163A werd door de Aisevallei getrokken net om beter die leisteenmijnen te ontsluiten! Na 1905 was er nog wat beperkte aktiviteit in deze mijn, waarvan de galerijen tot onder de N884 doorliepen, maar de eigenaar, een zekere A. Malvaux, verkoopt de site in 1903 aan de Belgische staat om de spoorwerken mogelijk te maken. Op wat overbleef van de oude mijnsite groeit nu de grootste variatie aan planten in de Aisevallei, wellicht door de zuidelijke oriëntering van de helling.
Exploratie van de oude mijnsites.
> Met de sluiting van de leisteenmijnen zijn sommige van die heilige huisjes niet ontsnapt aan verval: Het beeld van St-Barbara in de buitennis verdween al in 1950, ook het beeld binnenin werd lang geleden ontvreemd. De kapel werd gerestaureerd in 1993 (nieuw dak en deur) door de gemeente Bertrix. In de lente van 2013 werd ze opnieuw opgefrist en van nieuwe heiligenbeelden voorzien. In 2019 lag ze er echter weer gevandaliseerd bij. In 2022 ontfermden Francis Kimmes, Christian Navarre en nogmaals Jean-Marie Poncin zich over een nieuwe restauratie met herinwijding.
Natuur in de vallei van de Aise langs de spoorlijn
Cugnon & Mortehan
> De eerst spoorbruggen worden allemaal langs boven gepasseerd. Wil je een kijkje nemen over de mooie hoefijzervormen dan zal je onderweg dus even moeten afdalen van het spoortalud. We eindigen op dit deel weer in de donkerte van een draaiende spoortunnel, nabij het gehucht Linglé.
> OK, start en we stomen verder naar Herbeumont toe. Voor een ander zicht op de Pont de La Blanche kun je bij het einde van deze brug nog even 50 meter naar rechts een zijpad oplopen.
> Deze luchtfoto waarop we de ligging van de oude leisteenmijnen inkleurden, toont duidelijk waarom de spoorbedding moest geforceerd worden op de steilere rechterflank van de Aisevallei. Links lagen immers zowat alle leisteenmijnen en -groeven. De enige belangrijke mijn die langs de rechterzijde lag is La Maljoyeuse, waarvan de exploitatie dan ook uiteindelijk moest worden gestopt als gevolg van de spooraanleg. Twee belangrijke mijnexploitaties staan net niet op deze kaart: 1° Linglé, bij de samenvloeiing van Aise en Semois, gelegen op 500 meter links van de kaart, 2° Petite Babinay, op 400 meter
rechts van de kaart.
> Historisch liggen de vroegste (open) mijnontginningen in het centrale valleideel: La Maljoyeuse en Les Anciennes Carrières waren al in de 17de eeuw in exploitatie. De leisteenextractie in de vallei bereikte een hoogtepunt op het einde van de 19de eeuw, in de periode dat de plannen voor spoorlijn 163A werden ontvouwd.
> Na 1920 waren zowat alle mijnen van het westelijke en centrale deel van de Aisevallei dicht, enkel 3 mijnen van het oostelijke valleideel bleven nog open (La Morépire, Petite en Grande Babinay). Enkel deze mijnen maakten na 1920 (op relatief beperkte schaal) gebruik van het spoorstation Orgeo-Ardoisières om hun afgewerkte leisteenprodukten weg te voeren.
> De weg N884 Bertrix - La Morépire - Aise - Herbeumont werd aangelegd rond 1845. De wegverbinding Morépire - Saint-Médard (de huidige N824) kwam er pas rond 1885, met de opening van de oostelijke Babinay mijnen en de realisatie in 1880 van een eerste spoorlijn in de streek - lijn 165 (Bertrix - Virton) - met station in Saint-Médard en gelegen op slechts 4 km ten oosten van La Morépire.
Nog een hoefijzerbrug, Pont de l'Hermitage (Pont de la Goutelle Husson)
Bouw van de Pont de l'Hermitage rond 1908. (foto Lenzen)
Spoorbedding kort na de Pont de La Blanche
Spoorbedding onderweg naar La Maljoyeuse
> op de foto links de gerestaureerde Sint-Barbarakapel Chapelle du Boulois, gelegen op een kruispunt van mijnwerkerspaden, tussen de L163A-spoorbrug 'Longue Roye' en de vallei van de Aise te Herbeumont (langs het alternatieve traject om de tunnel van Linglé te vermijden). Hier passeerden vooral leisteenwerkers van de mijnen La Goutelle Husson en Wilbauroche. Oorspronkelijk werd de kapel gebouwd in 1877 in opdracht van mevrouw Pierlot-Gérard, familie van de mijnuitbaters. De kapel heeft een bewogen geschiedenis. In 1914 werd aan de voet van de kapel een Herbeumontois vermoord door de oprukkende Duitsers. De man, Jules Bourg, werd geboren in het jaar waarin de oorspronkelijke kapel werd opgericht en bleef zeven jaren begraven achter de kapel. Verscheidene malen werd het beeld van Sint-Barbara gestolen. In 1977 werd voor 12.000 francs een nieuw beeld van 80 kilo aangekocht. Uiteindelijk belandde dit beeld in de kerk van Herbeumont om diefstal of vandalisme te voorkomen. In 1990 werd de kapel in 2 gekliefd toen er een boom op neer kwam tijdens een storm. In 1993 werd de huidige kapel geplaatst, ze lijkt gedeeltelijk op de vorige.
Een beeldje van Sint-Barbara uit polychroom gietijzer, afkomstig uit de Morépire-mijn en bewaard in het Musée en Piconrue te Bastogne.
Pont de la Goutelle de Duni rond 1908. Op de verkeersweg een decauville-werkspoorlijn om ballast en bouwmateriaal voor de spoorlijntalud aan en af te voeren. Spoorlijn 163a loopt boven de brug. Rechts is nog net het St-Barbarkapelletje te zien. (foto Lenzen)
Chapelle de la Maljoyeuse rond 1945
Constructie van de spoorbrug te La Maljoyeuse rond 1909. Hier is mooi te zien hoe de spoorlijn, die OVER de Pont du Vieux Pasay zal lopen, midden door de leisteenmijn van La Maljoyeuse snijdt. Linksboven een afgetopte terril, rechts oude gebouwen. Deze foto van fotograaf Louis Lenzen illustreert ook hoe men te werk ging om een spoorbrug aan te leggen. Eerst werden de lage steunmuren en trechtervormige zijmuren opgetrokken ( rechts onderaan). De boogvormige overwelving werd eerst in hout opgetrokken waarboven in baksteenlagen dan het gewelf werd gemetseld. Deze foto bewijst ook weer wat een enorme werf de vallei van de Aise was geworden met de komst van de spoorlijnbouwers.
De leisteenmijn van Majoyeuse, gedoemd door de aanleg van de spoorweg, postkaartfoto
voor de spoorlijn er kwam. De 'vijver' van de groeve is er 100 jaar later nog. (Foto Duparque)
Foto genomen door fotograaf Louis Lenzen op 8 oktober 1912 in de leisteenvallei van de Aise. De sporen die er liggen zijn niet de definitieve, maar werksporen. Links in de verte zien we het viaduct van Maurépire (Pont de la Blanche) dat dan al is afgewerkt. Deze foto toont eens te meer aan wat een kaalslag er plaats vond in het landschap door de aanleg van de spoorlijn. Er werden haast letterlijk 'bergen verzet'.
Postkaartfoto: vallei van de Aise rond 1900, bekeken in oostelijke richting. De grote spoorlijnwerken begonnen pas enkele jaren later. (Nels)
> Op groene spoorzates groeit vaak een grote verscheidenheid aan planten- en bloemensoorten. Op hun beurt trekken ze heel wat insekten aan zoals vlinders, bijen en kevers. Het spoordeel tussen de tunnels van St- Médard en Linglé vormt interessant natuurspeurgebied. Geniet langs het hele traject tot Herbeumont van een sterk wisselende variatie aan wilde planten. Hier in de vallei van de Aise waren ook de meeste leisteenmijnen gelegen. Door verstoring van de bodem en ondergrond als gevolg van mijnontginning en menselijke aktiviteit, duiken er ook plantensoorten op die niet zo typisch of zelfs zeldzaam zijn voor de Ardennen. Vermelden we ook dat treinverplaatsingen ook een verspreiding van zaden en plantenkiemen veroorzaakt. De treinen over spoorlijn 163a reden tussen de Gaume en de Ardennen, twee grondig verschillende geologische regio's met elk ook typische flora en insekten. Gezien de lage frequentie van de treinen en het feit dat er al meer dan een halve eeuw geen treinen meer zijn, is die invloed inmiddels in dit geval nihil geworden.
> Tijdens de lente bloeit pinksterbloem langs de spoorlijn uitbundig in hele bosjes. De lichtpaarse bloemen trekken dan ook het oranjetipje aan. Dit vlindertje, waarvan het mannetje witte vleugels heeft met dieporanje vleugeltippen, vliegt enkel in mei tot begin juni uit. Andere vlindersoorten, zoals het landkaartje en een spectrum aan insekten nemen over in de zomermaanden als witte schermbloemen, leverkruid en beemdkroon openbloeien. Met veel geluk zie je hier dan een zeldzame rouwmantel of morgenrood neerstrijken in vallei van de Aise. Gemakkelijker te spotten in volle zomer is de wild heen en weer vliegende keizersmantel, één van de grootste vlinders, zeldzaam in Vlaanderen maar niet in Wallonië. Op de oude open leisteenmijnen groeien 's zomers een paar eerder zeldzame varensoorten, zoals de rechte driehoeksvaren en de gelobde maanvaren.
> Infoborden vermelden ook de aanwezigheid van de zwarte ooievaar in de streek, hoewel je wel superveel geluk moet hebben om deze zeldzame en schuwe vogel op te merken.
> Als de zwarte ooievaar eind september koers naar het zuiden zet en de herfst er aan komt, kleuren de loofwouden langs de spoorzate diep geel, oranje en rood. Een grote verscheidenheid aan paddenstoelen plopt massaal uit de grond of siert boomstronken. Tijdens de tweede helft van oktober bereiken de herfstkleuren een maximaal kleurenspectrum. Oktober tot eind december is echter ook de periode van geknal en hoorngeschal: jagers gaan in de bossen van de Aisevallei 'wild' te keer en verstoren er met 4 X 4-monsters en drijfjachten bruusk de natuur. Overal wordt hier dan gejaagd, gele en rode jachtaffiches vermelden data van toegangverbod.
> De winter zet in, een moment om spoorlijn 163A eens te ontdekken met een laagje sneeuw op de bedding. Beekjes en plassen bevriezen en in de tunnels hangen meterlange ijspegels van het plafond bij hard vriesweer. De toegangsputten van enkele oude leisteengroeven, zoals bij Linglay en de spoorlijntunnels bieden een overwinteringsplaats voor één van de belangrijkste en meest gevarieerde vleermuizenpopulaties in België (enkel te bezoeken door gespecialiseerde biologen).
> Vergeleken met andere oude leisteengroeven in de Ardennen is op de oude mijnsites en terrils in de vallei van de Aise de grootste variatie aan planten en insekten aanwezig. Deze vallei kreeg dan ook een basisbescherming als 'Natura 2000'-
gebied. Sinds de jaren '10 wordt ter hoogte van de voormalige stationssite van Mortehan aktief aan natuurbeheer gedaan, naar verwachting zullen in de toekomst ook andere locaties in de vallei van de Aise meer natuuraandacht krijgen.
> Dat 'holbewoonster' Barbara sterk aanroepen werd door de mijnwerkers is niet zo verrassend. De aard van hun werk was immers uitgenomen verbonden met gevaar voor gezondheid (mijnstof) en veiligheid (instorting). Traditioneel wordt Barbara afgebeeld met een toren, in mijnwerkerskringen krijgt die toren vaak de vorm van een mijnlamp.
> De kapellen in en rond de Aisevallei dateren vnl uit de tweede helft van de 19de eeuw, dat is immers ook de periode waarin de leisteenontginning hier grotendeels ondergronds ging en werd geïndustrialiseerd. De kapel die je ziet vanop de hoefijzerbrug dateert uit 1886. Toen in 1957 de leisteenmijn 'La Grande Babinay' sloot, verhuisde het plaatselijke Sint-Barbarabeeld tesamen met de arbeiders naar de vlakbij gelegen mijn van Morépire. Toen ook die mijn sloot in 1977 vond Barbara onderdak in de kerk van Herbeumont.
> Met de heropenstelling van 'La Morépire' als museummijn was er ook weer bescherming nodig voor de arbeiders en bezoekers... en jawel, de pastoor van Herbeumont schonk het beeld terug, zodat Barbara weer ter plaatse haar zegenende functie kan uitoefenen! Het beeld verhuist één keer per jaar terug naar Herbeumont voor de processie.
> Om tot slot nog de link te maken met recreatief wandelen vermelden we nog dat op 4 december 2006 in de Borinage en het Maasbekken een 280 km lang GR-wandelpad werd geopend dat oude mijnterrils als thema heeft, dit pad werd gezegend met het nummer GR 412, verwijzend naar de feestdag van Sint-Barbara 4/12.
> Sommige mijningangen bieden overwinteringsmogelijkheid voor vleermuizenpopulaties. Rondstruinen bij de ingangen van de ondergrondse galerijen of bij mijnschachten is niet zonder gevaar. Blijf op paden, zeker ook met kinderen. Er zijn in het verleden al ongelukken gebeurd. In de reisgids 'Semois
Supérieure' (1935) van Maurice Cosyn lezen we het volgende: '...links van ons de ingang van een oude leisteengroeve, nu dichtgemetseld. Vroeger kon je er gewoon binnenin het avontuur opzoeken. In 1919 kwam hier een jonge officier, net terug van de oorlog, met enkele toeristen kijken. Hij ging voor in de donkere leisteengroeve en viel plots in een schacht. Hij was op slag dood...'
Oorspronkelijke brugrelingen in sierlijk gietijzer.
Restanten van de leisteenmijn van Linglé
Schachtput en resten van de 19de eeuwse leisteenmijn Les Collards
Pont de Wilbauroche rond 1922 in de richting van Bertrix (foto HG)
Pont de Wilbauroche rond 1909 in de periode van de spoorbouw (foto Lenzen)
Trein met stoomlocomotief type 25 aan het station van Cugnon-Mortehan. Vermoedelijk midden jaren 1920.
De omgeving is nu haast onherkenbaar veranderd (foto JC Delhez)
Cugnon: Watermolen. Maurice Cosyn beschreef deze plaats in 1935 als volgt: 'Oud gebouw opgetrokken met onregelmatige steen met een hoog schaliedak en een bemost rad. Het geheel oogt oud en pittoresk. 70 jaren later oogt de omgeving nog even 'pittoresk'.
L163a loopt bovenop de prachtige hoefijzerbrug van La Maljoyeuse of Pont du Vieux Pasay,
nogmaals een brug die met al even indrukwekkende steunmuren stevig in het landschap is verankerd.
Bouw van de brug Pont du Vieux Pasay bij de leisteenmijn La Maljoyeuse. (foto Lenzen)
Verdwenen stationssite van Cugnon - Mortehan rond 2018, enkel nog sporen van een gekasseide toegangsweg
Nieuw gebouw treinhalte Cugnon-Mortehan
eind jaren '30 (foto Fourneau)
Rechte ganzerik
Kapel Sinte-Barbara van La Maljoyeuse
> Zo'n 600 meter voorbij La Maljoyeuse loop je over een volgende hoefijzerbrug, Pont de l'Hermitage of Pont de la Goutelle Husson. Spoorlijn 163A is ondertussen licht gedraaid en loopt nu in zuidwestelijke richting.
> Nog 500 meer bereik je een grotere brug: Het spoor kruist hier via de brug van Wilbauroche voor de tweede maal de asfaltweg N884 naar Herbeumont.
> De brug is in goede staat, dat is ook nodig omdat er autoverkeer onder passeert. Het bakstenen plafond van de brug kreeg een cementlaag. Boven is de lange reling in mooie staat bewaard: Krullend gietijzer met leliemotieven in onvervalste art nouveaustijl uit begin 20ste eeuw! In 2022 kregen ze een beschermend laagje verf.
> Ook bovengronds was er veel mijninfrastructuur: Barakken met ateliers waarin de bovengehaalde steen werd gespleten en bewerkt, bureaugebouw van opzichters en direkteur, deceauvillesporen, een opslagplaats voor springstof (gewoonlijk iets afgelegen van de andere gebouwen) en een infrastructuur voor energieproduktie. Tot eind 19de eeuw werd veel 'sleurwerk' verzet met de hulp van paarden en hydraulische mechanika, daarna werden nieuwere energiebronnen aangesproken: Stoommachines, dieselpompen en electriciteit.
> Op zoek gaan in de bossen van Herbeumont naar overgebleven sporen van die leisteenindustrie is ongetwijfeld een bron van inspiratie voor meer 'urban exploring'. In dit verslag gaan we er echter niet verder op in. Veel gebouwen waren opgetrokken in leisteen en zijn meestal verdwenen, de stenen werden met of zonder toestemming vaak 'gerecupereerd'. De meer afgelegen mijnen zijn de interessantste om sporen terug te vinden: Linglé, Wilbauroche, Petit Babinay, Les Collards.
> De toegang tot de ondergrondse leisteenmijnen was meestal via een aflopende galerij tot een niveau van -25 meter of dieper, waarbij vaak op verschillende diepere niveaus werd gewerkt. Soms waren er ook schachten die vertikaler en dus korter de verbinding met de zalen maakten waaruit de leisteenblokken werden onttrokken.
Pont de Wilbeauroche nu in de richting van Herbeumont
Bouw van de Pont de la Côte d'Aise in 1908. (foto Lenzen)
Pont de la Côte d'Aise.
> Kort na die passage komen we op het grondgebied van de gemeente Herbeumont. Niet de eerst keer in feite. Het dorp Gribomont en Saint-Médard behoren immers ook tot Herbeumont. In de vallei van de Aise daarentegen liepen we de hele tijd op het grondgebied van Bertrix. De Aisebeek vormt hier de grens tussen de 2 gemeenten.
> Even opletten voor je kort na de brug van Wilbauroche de voormalige stationssite van Cugnon - Mortehan bereikt: op een bepaald moment daalt het pad links. Beneden kom je aan een kruispunt van paden. Neem het pad rechts. Eigenlijk ligt dit station, waarvan geen gebouw meer rest, op meer dan 1 km van Mortehan en 2 km van Cugnon.
> Het gekasseid pad waarover je nu loopt, vormde de verbinding tussen de leisteenmijn van Wilbauroche en het station. Het is mogelijk om het spoortraject te volgen al moet je daarvoor 's zomers door opgeschoten gras. Op die oude treinbedding groeit een gevarieerde flora, die op haar beurt nogal wat insekten aantrekt.
> We zijn nu precies 10 km ver sinds we op de brug van (Y) Orgéo vertrokken.
> Rond 2015 startte rond de oude stationssite een project op om een grotere biodiversiteit te creëren, LIFE Herbage. Grote struiken en opgeschoten bomen werden gekapt ten voordele van meer open gebied met als doel grotere natuurdiversiteit te verkrijgen. Het resultaat zie je best op een mooie dag in mei - juni - juli: een diversiteit aan laaggroeiende planten en bloemen, die op hun beurt heel wat insekten en vlinders aantrekken.
> Je trekt over de voormalige stationssite van Cugnon-Mortehan, nu een natuurgebied in dat toegankelijk is via een poortje. Wil je echter de tunnel van Linglé vermijden en omwandelen richting Herbeumont, doe dan het volgende: je komt op een kruispunt van paden bij de toegang tot het natuurgebied (oude stationssite van Cugnon-Mortehan), aan je linkerzijde zie je een parallel paadje dat stevig de vallei van de Aise uitklimt. Dit is een oud mijnwerkspad waar - over eeuwen heen - wellicht honderden scailtons dagelijks tussen Herbeumont en de de mijnen in de Aisevallei pendelden. Na zowat één kilometer, op het hoogste punt (360 meter), bereik je op een open padenkruispunt de kapel van Sint-Barbara waarover we hierboven in dit verslag uitweidden. Ga rechts en draai mee met het hoofdpad. In zuidoostelijke richting begin je licht te dalen, je komt voorbij een huis, de weg wordt een smal asfaltbaantje en bereikt een heel eind verder weer de spoorweg ter hoogte van de Pont de la Longue Roye. Je kunt weer de spoorbedding opklimmen en eventueel eventueel noordelijk wandelen indien je de tunnel van Linglé wil zien, of zuidelijk doorwandelen richting Herbeumont.
> Wil je Mortehan en Cugnon bezoeken verlaat dan voorbij het natuurgebied bij een volgende brug - Pont de la Côte d'Aise - eventueel het spoortraject 100 meter voor de tunnel van Linglé. Neem aan de Pont de la Côte d'Aise het pad rechts en na 300 meter ben je op de N884, wandel daar naar links.
> De afstand tot de dorpen was niet echt comfortabel voor de pendelaars. De voettocht naar het station duurde misschien langer dan de treinrit zelf. Bovendien doofde het economisch belang snel met de sluiting van de leisteenmijnen. Toch werd er eind jaren '30 nog een nieuw station opgetrokken (nu verdwenen). Zelfde stijl als dat van Muno, precies 15 km meer zuidelijk.
Mortehan: Een van de sinds 1972 geklasseerde huizen langs de Rue de la Semois. Kijk ook even hoe de huizen in schiefersteen zijn opgebouwd als je hier wandelt: Er is meestal geen mortel of andere specie gebruikt tussen de ongelijke bouwstenen.
Tunnel Linglé zuidelijke toegang.