©
Luc Selleslagh 2008 - 2024 Trekkings.be
> Als je na de tunnel van de Saint-Médard de geasfalteerde Rue du Babinay (N824) hebt bereikt, zou je verwachten hier over of onder een brug te lopen. Spoorlijn 163A had immers over het hele Belgische traject geen enkele overweg! Geen brug te zien echter. Hoe kruiste het spoor dan deze weg en hoe wandel je verder over de spoorbedding? Na wat onderzoek is de situatie
duidelijk geworden, zie de luchtfoto en de verklaring hieronder. Er lag vroeger wel degelijk een brug...
Saint-Médard naar Pont de La Blanche (1,7 km)
> Aan de N824 wandel je dus even rechts om na 30 meter dadelijk scherp links een onverhard pad te nemen. Hou steeds de N824 links van je.
> Hier wandel je even niet op de eigenlijke spoorbedding, deze ligt ingegraven links tussen de N824 en het pad waar je over loopt. Amper 300 meter verder draai je links om dadelijk rechts verder te wandelen over het oude spoor. Het pad loopt nu door stroken met nogal dicht bos. Hoewel je over een onverhard pad wandelt, is het hele traject tot voorbij Herbeumont ook makkelijk te fietsen.
> 'La Voie des pierres qui parlent' werd uitgewerkt in
2005. Het pad wil de wandelaar kennis laten maken met de boeiende geschiedenis van de
leisteenontginning in de vallei van de Aise. Spoorlijn 163A vomt hiervoor de rode draad. Langs het traject tussen het voormalige station van Orgeo-Ardoisières en dat van Herbeumont werden 8 'menhirs' geplaatst, enorme monolietblokken van leisteen, waarop infoborden werden geplaatst die geschiedenis, natuur, geologie en mijnontginning langs spoorlijn 163A verklaren. Die schistblokken werden geleverd door, hoe kan het anders, de Ardoisières d'Herbeumont. De omgeving rond de tunnel van Linglé werd beter toegankelijk gemaakt (de zuidelijke tunneltoegang was nogal dicht gegroeid) en er werden enkele picknickbanken geplaatst, waarvan één eveneens in schist en gelegen bij het vertrek in Orgeo-Ardoisières. Behalve het spoorlijntraject, wordt de recreant ook uitgenodigd om kennis te maken met een paar dorpen van Bertrix waar natuursteen nog nadrukkelijk aanwezig is in de architectuur van oude woningen: Cugnon en Mortehan, gelegen op 1 km van spoorlijn.
> Op 21 september
2006 werd 'La voie des pierres quie parlent' officieel ingewandeld, waarbij de burgemeesters van Bertrix en Herbeumont de eerste en de laatste schiststeen langs het traject onthulden. De kosten van dit project beliepen 67.000 €, inclusief 25.000 € aan uitrusting en 2.340 € voor promotie. Zo hard als leisteen is, zo zacht werd de uitvoering van dit project aangepakt: met respect voor de omgeving werd gekozen om hier geen asfalt te storten op de oude bedding, je wandelt over een vrij natuurlijk verharde bodem, niet over beton of asfalt. Aldus is 'het spoor van de sprekende stenen' een toonvoorbeeld van een mooi uitgewerkt recreatief project. Meer info:
La voie des pierres qui parlent.
> Deze wandeling van 6,9 km volgt trouw spoorlijn 163A tot Herbeumont en valt dus samen met onze spoortracking in dezelfde richting.
> Dit recreatieve pad voor wandelaars, ruiters en fietsers 'La voie des pierres qui parlent', is een concreet resultaat van een breder project onder de naam 'Au fil de la Pierre'. Sinds 2003 werken de gemeentelijke overheden van Bertrix, Herbeumont, Libin en Saint-Hubert in een cel die financieel wordt ondersteund door het Europees fonds voor plattelandsontwikkeling Leader+ en de Waalse overheid. Er werd ook samengewerkt en vergaderd met de toeristische diensten van de regio en met privé-partners waaronder de eigenaars van de leisteengroeve van Herbeumont en de museummijn 'Au coeur de l'Ardoise' (zie lager). Stevige rugwind kreeg dit initiatief ook van Valbois RN, een belangengroep die gebruik van natuurlijke materialen promoot, zoals hout en natuursteen.
> Ter hoogte van de oude stationssite van Orgeo-Ardoisières kun je naar links even tot de N824 wandelen. Links stonden langs de weg nog vervallen gebouwen van de oude mijnexploitatie van Babinay. Deze werden begin jaren '10 gerestaureerd en maken nu deel uit van de huidige dagzoomexploitatie, de enige opnieuw werkende mijn (of eerder groeve) in de vallei van de Aise. De exploitatie is bovengronds en toegespitst op siersteen (zie tekstvak hieronder). Aan de andere wegzijde ook een paar gerenoveerde huisjes waarvan zowel dak als gevels met leischalie zijn bedekt.
> Hier ook is een halte van bus 163a (halte 'ardoisière').
Spoorbedding richting Pont de La Blanche
Vervallen mijngebouwen van 'La Grande Babinay', weer gerestaureerd en in gebruik.
Station Saint-Médard, niet langs spoor 163A, maar langs 165. (Foto Duparque)
Orgeo-Ardoisières, oude laadkaai
De spoorlijn loopt boven de kleine Pont du Bannetai.
Scailton te Babinay (foto Nels)
Babinay: Infobord langs de N824 maakt toeristen attent op het nabijgelegen startpunt
van het 6,9 km lange spoorpad 'La voie des pierres qui parlent'
Ardoisières d'Herbeumont
> Een bezoek aan de ondergrondse steengroeve ‘au coeur de l’ardoise’ (‘het hart van de leisteen’), op amper 100 meter van spoorlijn 163A, is absoluut de moeite waard. Groepen kunnen er een gegidst bezoek krijgen, als solobezoeker kun je op eigen houtje afdalen in de leisteenmijn voor een ondergrondse wandeling. Je maakt gebruik van een zelfgidsend audiosysteem (ook in het nederlands) op een verlicht parcours.
> Spoorlijn 163A bereikt aan de andere tunnelzijde van St-Médard de vallei van de Aise. De volgende kilometers trekken we via het spoor door een bebost gebied waar het ooit overal onder- en bovengronds gonsde van de leisteenmijnbouw.
> De ontsluiting van de leisteengroeven is dé reden waarom de loop van spoorlijn 163A in zo'n grote bocht door het landschap worstelt. De oude spoorbedding vormt vandaag een biezonder aangenaam wandeltraject vol sporen en herinneringen aan die oude leisteengroeven.
> De smalle spoorbedding gaat over in een breder pad en bereikt een open ruimte. Amper te herkennen maar hier lag de treinhalte Orgeo-Ardoisières. Zoals de haltenaam doet vermoeden was deze treinstop gericht op de aan- en afvoer van leisteen en bereikbaarheid voor de vele arbeiders die in de ondergrondse mijnen werkten. Enkel een oude kaaimuur en een gekasseide toegangsweg herinneren nog aan de glorietijd toen hier de afgewerkte leisteenprodukten uit de nabijgelegen groeven wachtten om in een cargowagon te worden geladen. Van een stationnetje ten behoeve van de pendelende arbeiders is geen spoor meer.
> Wat een verademing na de voorbije moeilijke kilometers spoorbedding. 150 meter verder loop je over het spoorbrugje 'Pont du Bannetai', waarvan de originele gietijzeren reling nog is bewaard. Onder de brug loopt een boswegje, waarlangs je in juli de balancerende knalgele kelkjes van groot springzaad ziet.
> We zijn nu midden in het oude gebied van leisteenontginning terecht gekomen, de vallei van de Aise stond in het begin van de 20ste eeuw bekend als 'de vallei van de leisteengroeven'.
> Verder over spoorlijn 163A, het begin van een biezonder aangenaam wandelstuk. Je volgt maar de 8 'menhirs' van 'la voie des pierres qui parlent'. Over de vrij brede bedding wandel je 400 meter verder tot de tweede 'menhir', geplaatst bij de Pont de La Blanche. We zijn gearriveerd bij de eerste van drie viaducten op het spoortraject. Vind bij het einde van dit eerste viaduct op spoorlijn 163A aan je linkerzijde een paadje waarover je kunt afdalen naar het niveau van de asfaltweg N884. Busstop bus 163a.
> Het loont de moeite om hier alweer de spoorlijn te verlaten, niet enkel om het viaduct langs onder te zien, maar vlakbij ligt ook het mijnmuseum van Morépire 'Au coeur de l'ardoise'.
Ardoisières d’Herbeumont
> Het viaduct van Morépire wordt in de volksmond de Pont de La Blanche genoemd. 'La Blanche' verwijst hier niet naar een beek of riviertje dat door dit viaduct wordt overbrugd. 'La Blanche' was de naam of bijnaam van een vrouw die op de plaats waar het viaduct nu ligt een cafeetje had. De scailtons uit de leisteengroeven gingen na een zware werkdag onder de grond het mijnstof 'wegspoelen' bij La Blanche. Dat café bestaat al lang niet meer, het verdween mogelijk al bij de aanleg van het viaduct in 1909.
Domaine de La Morépire – Au Coeur de l’Ardoise
> Hiermee zijn we dus letterlijk in het hart van de leisteenvallei beland. Op de volgende pagina sporen we weer verder, 6 kilometer is het tot Herbeumont, een traject over 8 bruggen en door 1 tunnel en vooral door een prachtige natuur. Lees verder....
De vallei van de leisteenmijnen
Pont de La Blanche (Viaduct van Morépire)
> We pikken de draad weer op bij het gedeeltelijk gekasseide stationsterrein van Orgeo-Ardoisières. De grote oppervlakte van halte Orgeo-Ardoisières had natuurlijk te maken met opslagruimte voor de afgewerkte leisteenprodukten. Tegenwoordig wordt het terrein enkel nog gebruikt als verzamelplaats voor gekapte bomen uit de omliggende bossen. Ter hoogte van de kasseiweg staat sinds 2006 een picknickbank in schist en vlakbij staat een eerste monolietrots met infobord over 'het spoor van de sprekende stenen':
> Helmen zijn voorzien, kleed je op temperaturen die rond 10° schommelen. Het bezoek duurt ongeveer een uur, daarbij daal je over een metalen trap naar een diepte van -25 meter. Een ondergrondse wandeling door de voor bezoekers wat aangepaste mijngalerijen geeft een goed beeld van de zware werkcondities waarin de ‘scailtons’ (leisteenarbeiders) werkten ondergonds. Voorafgaand aan je bezoek kun je een video bekijken van 22 minuten, een uitstekende introductie.
> Het viaduct overspant een vallei waaronder
de beek Aise stroomt, op een plaats waar haar loop, die uit noordelijke richting komt, een bocht van 90° maakt naar het westen. Hier ook komen van oudsher
twee verkeerswegen samen: In westelijke en noordelijke richting de N884 (Herbeumont - Bertrix), in oostelijke richting de N824 Pont de la Blanche - Saint-Médard. Dat kruispunt ligt er nog steeds maar de brug waar de treinstellen van spoorlijn 163A over rolden is niet de originele.
> Een
eerste viaduct, grotendeels in baksteen opgetrokken en met
zeven boogoverspanningen werd gebouwd in
1908. In 1944 werd dit viaduct gedeeltelijk vernield door de
Nazi's op aftocht. Hierdoor was er uiteraard niet langer treinverkeer mogelijk. Het zou de doodsteek van spoorlijn 163A hebben betekend, was het niet dat in die tijd Eerste Minister van België Hubert Pierlot was, eigenaar van de leisteengroeven vlakbij de Pont de La Blanche. De huidige brug telt
acht bogen, ééntje meer dus dan de originele. Ze werd gebouwd vanaf
1946, waarna het treinverkeer in 1949 tot Muno weer kon worden hernomen. Zie ook bij de
geschiedenis van spoorlijn 163A.
Groot springzaad
(Impatiens noli-tangere)
Foto genomen rond 1905, kort voor de aanleg van het zevenbogige spoorviaduct. De brug hebben we uiteraard zelf gesimuleerd. De gebouwen links op de foto verdwenen bij de aanleg van het viaduct. Was daar het cafeetje van La Blanche gevestigd? De brug was symmetrisch opgebouwd met gelijke bogen links en rechts van de hoofdboog die niet boven de weg liep, maar boven de Aisebeek. Het spoortje helemaal op de voorgrond was wellicht een lokale werklijn van de leisteengroeve Morépire. Rechts een beektunneltje van de Aise. De weg noordelijk en onder de (toekomstige) brug lopend is de N884 richting Bertrix. Dit wegenkruispunt is vandaag eigenlijk nog hetzelfde. (originele foto Nels)
In april-mei bloeit brem langs spoor 163A
Scailtons poserend bij het eindwerk van hun harde arbeid: Schalie (foto Nels)
Arbeiders en mijnwerkers ('scailtons') van de Babinay-leisteenmijn in 1922
Picknickbank in schist
Huis bedekt met leischalie ter hoogte van de oude mijn van La Grande Babinay
> Een goede laag bevat leisteen met een effen breukpatroon, splijt vlot, breekt niet bij doorboring en moet waterdicht zijn. Die ondoorlaatbaarheid van water en de dunne splijtmogelijkheid verklaren het succes van leisteen voor dakschalie. De beste lagen liggen vaak wat dieper, waar verstoring door ander gesteente beperkter was.
> De geschiedenis van leisteenontginning in de vallei van de Aise gaat terug tot minstens de 13de eeuw. Het waren in die tijd vooral abdijen die als machtscentra aktief land- en mijnbouw organiseerden. Zo hadden hier in de loop der eeuwen zowel de abdijen van Orval als die van Saint-Hubert hun eigen mijnontginning. Het grootste aantal steengroeven werd echter gewoon gemeenschappelijk geëxploiteerd door de lokale bevolking van de streek, waardoor uit eerste hand kon worden voorzien in bouwmateriaal voor woningen en stallen. Van commerciële uitbating was er in die tijd weinig sprake. Er werd vooral bovengronds uitgegraven of op beperkte diepte en de ontginning was eerder "kleinschalig".
Handenschuddende burgemeesters van Herbeumont (links) en Bertrix (rechts) bij de opening van 'La voie des pierres quie parlent' op 21 september 2006. (Foto
Réseau
GAL)
Oude spoorbedding lijn 163A,
nu 'voie des pierres qui parlent'.
Het viaduct van Maurépire is in de eindfase van de bouw (juli 1909). Meer foto's van de bouw kun je zien op de pagina over de geschiedenis van de spoorlijn. (foto Lenzen)
> Eind 17de eeuw ontstaat leisteenwinning op grotere schaal op een uitgerekte site met verscheidene putten die als 'Les Anciennes Carrières' bekend stond (gelegen in de domeinbossen van Herbeumont). Midden 18de eeuw bereikt men hier zelfs een jaarlijkse produktie boven 5 miljoen schaliën. Pas in de 19de eeuw, tijdens de opkomst van het industriële tijdperk, nam de mijnontginning vooral ondergronds een 'hoge vlucht'.
> Tijdens de tweede helft van de 19de eeuw waren hier in de mijnen tussen Bertrix en Herbeumont meer dan 500 arbeiders ('scailtons') aan het werk, resulterend in een output van zowat 20 miljoen bruikbare stenen per jaar. Het was zwaar werk, belastend voor de longen (mijnstof) en voor de rug. Scailtons droegen uit de ontginningszalen stenen tot wel 50 kilo op de rug.
> Rond 1900 bereiken de aktiviteiten rond mijnontginning hier een hoogtepunt, wat ook de vraag van de lokale industriëlen verklaart in die periode om het gebied te ontsluiten door het modetransportmiddel van die tijd, de trein. Spoorlijn 163A wordt hier rond 1906 doorgetrokken.
> Na de Eerste Wereldoorlog volgt nog een heroplevingsperiode maar daarna sluit de éne mijn na de andere. Andere bouwmaterialen komen in de mode en verbeterd wegtransport zet de markt open voor sterkere internationale concurrentie. Met name de toevoer van goedkope Spaanse leien is
dodelijk voor het overleven van de mijnen in de vallei van de Aise. In 1977 sluit de leisteenmijn van Morépire als laatste de ondergrondse galerijen.
> Sinds eind jaren ’70 werd alle mijnaktiviteit tussen Bertrix en Herbeumont gestaakt. De mijn ‘Grand Babinay’ sloot al in 1957. In België werd eind jaren '90 nog enkel leisteen ontgonnen in de ondergrondse mijn van Warmifontaine (gelegen tussen Saint-Médard en Neufchâteau).
> In 1998 erft Benoit Pierlot (afstammeling van de Pierlot-familie die al sinds de 19de eeuw nauw bij leisteenontginning is betrokken) ‘La Grande Babinay’ van zijn overleden vader. Tesamen met ingenieur Michel Bouvy onderzoekt hij de mogelijkheden om de mijn opnieuw te openen. Ondergrondse exploitatie, zoals tussen 1876 en 1957, lijkt geen optie, omwille van de hoge kosten. De ontginning wordt helemaal anders aangepakt. Waar vroeger de hardste steen werd gegraven op een diepte tot -100 meter en de produktie bijna volledig op schalie voor dakbedekking was gericht, wordt nu de kwaliteit van de oppervlaktelaag onderzocht. Deze minder harde steen levert maar een 3 % bruikbare steen van hoge kwaliteit op, bruikbaar voor schaliën. Veel te weinig.
> De twee ondernemers besluiten zich te focussen op de produktie van
siersteen voor diverse toepassingen, zowel binnenshuis als buitenshuis. Vanaf 1999 wordt de huidige site helemaal klaargemaakt om tot ontginning over te gaan. Oude steenterrils worden weggegraven om bij de lagen te raken, materiaal wordt aangevoerd uit de gesloten mijn van Martelange-Rombach. Vanaf
2005 draait de nieuwe
ardoisière d’Herbeumont op volle capaciteit. Jaarlijks wordt er nu zo’n 15.000 m3 verkoopbare steen geproduceerd. Een tiental arbeiders verrichten ter plaatse arbeid die vooral machinaal wordt uitgevoerd. De tijd dat mens en paard hier met zware leisteenblokken sleurden behoort definitief tot de geschiedenis.
> Les ardoisières d'Herbeumont staat nog steeds onder de leiding van de
tandem Pierlot - Bouvy waarbij Pierlot vooral de commerciële en administratieve taak op zich neemt terwijl Bouvy als deskundige in explosieven de man is op het terrein. Ter plaatse wordt de ontgonnen steen dadelijk gesorteerd met het oog op het bedoelde eindprodukt. Er wordt erg
klantgericht gewerkt, met produkten die variëren van grote monolietblokken tot dunne leischalie, waarbij de steen gezaagd of gespleten wordt. De produktie van leischaliën voor daken, waarop de oude mijnontginning hier volledig was gericht, is zeer beperkt in de open mijnontginning van vandaag. Door die
diversicatie en zorgvuldige sortering kan tot 80 % van de ontgonnen steen worden verkocht in allerlei vormen: Plaveien, muurdecoratie tot zelfs grafstenen.
> Pyriet (zwavelijzer) kleurt de schiste van Herbeumont wat bruin-goudkleurig. De aanwezigheid van pyriet in gesteente wordt door groeve-exploitanten meestal niet geapprecieerd maar voor de leisteen van Herbeumont betekent het eerder een toegevoegde waarde. Die verkleuring geeft aan de leisteen immers een rustiek en warmer karakter, gegeerd voor siersteen. Om de leisteen van Herbeumont bekend te maken voerde Benoit Pierlot een aktief promotiebeleid: Ondermeer deelname aan beurzen en directe mailing naar landschaps- en binnenhuisarchitecten hebben Herbeumont als centrum van de leisteen weer op de kaart gezet tot buiten de landsgrenzen.
> De leisteengroeve van Herbeumont is de
enige in België waar nog leisteen in openlucht wordt ontgonnen, dankzij gedurfde en doordachte aanpak. Inmiddels probeert de groeve het extractiegebied uit te breiden.
Ardoisières d'Herbeumont.
Afgewerkte Pont de La Blanche in 1912, wachtend op de openstelling van spoorlijn 163A in 1914. (foto Lenzen)
Pont de La Blanche rond 1908 met de toekomstige centrale brugboog in stellingen (foto Lenzen)
Viaduct 1908 - 1945 (boven), nieuw viaduct in 1949 (onder)
La voie des pierres qui parlent
Het spoor van de sprekende stenen
> Leisteen vindt zijn oorsprong in afgezette kleilagen tijdens het primaire tijdvak (zo'n 300 miljoen jaren geleden). Afzettingen van nieuwe lagen sedimentair gesteente veroorzaakten druk op deze oude kleilagen, waardoor het water er werd uitgeperst en verharding ontstond. Verschuiving van tektonische platen gaf het ontstane gesteente zijn 'fijngelaagde structuur', de mogelijkheid biedend om deze steen vlot te splitsen in bijna bladerdunne lagen.
Pont de La Blanche in 2006, in een winters landschap
Mijngalerij in La Morépire: Leisteen is in feite
300 miljoen jaar oude (versteende) kleimodder.
> Op de plaats waar je de N824 bereikt na de passage door de tunnel van Saint-Médard, lag vroeger een spoorbrug (blauw). Verkeersweg N824 (rood) kruiste hier de spoorlijn boven de bedding. Na het opbreken van spoorlijn 163A in 1972 werd rond 1980 de wegbrug afgebroken om een scherpe dubbele bocht uit de N824 te knippen. Daarom werd ter hoogte van die afgebroken brug ook de spoorbedding dichtgegooid. Door verbreding van de weg blijft van de spoorbedding oostelijk nog enkel een overgroeide geul over, amper herkenbaar als spoorbedding. Om te vervolgen over de spoorbedding moeten we even rechts - links uitwijken om dan over 300 meter een parallelwegje te nemen. (Met dank aan Dorylus voor het uitklaren van dit mysterie via een oude stafkaart uit 1968.)
> Later vonden we ook een postkaartfoto uit ongeveer 1908, genomen kort na de bouw van die bewuste brug waar de spoorlijn dus de verkeersweg inferieur kruist. Zoals je zelf kunt zien werd ze 'scheef' gebouwd over de spoorbedding. De brug werd lokaal 'Pont 15' genoemd.
Scailtons in de mijnen van de Aisevallei aan het werk: Grote blokken worden in dikke schollen uit de leisteenlagen gehaald om dan op de rug uit de mijnschacht te worden gedragen voor verdere bewerking.
(foto Nels)
> In de naam 'Morepire' herken je 'maure' (zwart) en 'pierre' (steen), uiteraard verwijzend naar leiteen. De mijn van Morépire ging in 1889 in ontginning. Er werd op drie niveaus ontgonnen: -25, -45 en -60 meter. Herstructurering en samenwerking met de mijnen van Martelange en Warmifontaine in de jaren ’70 van vorige eeuw, konden niet verhelpen dat uiteindelijk op 19 augustus 1977 alle leisteenontginning definitief stopte. Bijna 20 jaren later, op 5 april 1997 ging de mijn van Morépire opnieuw open, ditmaal enkel voor toeristische en educatieve doeleinden.
> De heropenstelling en toeristische uitbating van de oude leisteenmijn is er gekomen dankzij de
bewonderenswaardige gedrevenheid van Yves Crul en zijn medewerkers. Het is niet evident om een mijn die jarenlang gesloten was te heropenen en de oude galerijen op een veilige en aantrekkelijke manier toegankelijk te maken voor toeristische bezoeken. Ondanks tegenslagen, zoals problemen met de dure kabellift en beperkte financiële slagkracht, slaagt Yves Crul er al 20 jaar in om bezoekers te laten kennismaken met de oude mijnontginning. Ontwikkeling van creatieve nevenaktiviteiten en zorgvuldige kostenafweging houdt het project boven water. Zo kun je bvb met een groep gastronomisch dineren met streekprodukten in het unieke kader van een ondergrondse leisteenzaal. Er werd ook in zee gegaan met een outdoororganisatie (deathride, rapellen,...). Voor schoolgroepen zijn er interactieve aktiviteiten en er worden themadagen georganiseerd. Ter plaatse kun je er een snack verkrijgen of een lokaal drankje nuttigen.
> Meer info over openingsuren en aktiviteiten op
de website van ‘au coeur de l’ardoise’. Yves Crul is ook een ‘goudmijn’ voor al je vragen over de regionale geschiedenis. Wat Yves en zijn medewerkers hier met veel doorzetting en geduld hebben gedaan, is wekt bewondering op. Dankzij hun harde werk kun je ook in de 21ste eeuw kennis maken met de tijd toen in de vallei van de Aise tussen Bertrix en Herbeumont massaal ‘zwart goud’ in de vorm van leisteen werd opgedolven.
Niet te missen.
La Morépire rond 1910, mijnateliers. Rechts de huidige N884. (foto Nels)
> Verborgen links in de bossen langs de N824, op 100 meter richting Herbeumont, liggen in een jungle van overgroeiing en bebossing nog ruïnes van de leisteenontginning Petit Babinay, in concessie gegeven door de gemeente Saint-Médard rond 1876.
> Op het 10 hectaren grote domein kwam de productie van leisteen op een hoogtepunt kort voor WO I, er werden in 1913 zo'n 4 miljoen schalies gemaakt. Petit Babinay sloot in 1935. De wat verderop gelegen buur 'Grand Babinay', sloot in 1956 maar heropende met bovengrondse exploitatie voor decoratieve leisteen vanaf 1999. Merkwaardig op de voormalige site van Petit Babinay is dat een enorme bakstenen schouwpijp na bijna 100 jaar verval nog steeds recht staat! Hier en daar herken je nog funderingen van constructies of leisteenonderstuttingen van mijntoegangen. Deze bieden nu een winterslaapplaats voor vleermuizen.
Saint-Médard, Le Grand Babinay rond 1900
Verdwenen Pont 15, kort na de bouw rond 1907 (foto's Lenzen)
Le Petit Babinay begin 20ste eeuw
> Groot springzaad groeit tot 1 meter hoog en houdt van een vochtige, schaduwrijke bosomgeving. Als de gele kelkjes verwelken vormen ze zaaddozen die bij rijpheid openspringen en zo hun zaad metersver verspreiden, vandaar de naam. De Latijnse naam 'Impatiens noli-tangere' vat het leuker samen: 'Noli-tangere' betekent 'roer-me-niet' (...of ik spring open...).