©
Luc Selleslagh 2008 - 2024 Trekkings.be
> 150 meter voorbij de afgelegen woning kom je op gelijk niveau met de talud rechts. Er is hier een opening. Je kunt hier even rechts wandelen om de eerste 100 meter spoorbedding van lijn 163A te exploreren. Zoek niet naar spoorbils, die zijn sinds begin jaren '70 opgebroken. De bedding is erg overgroeid.
Van Y Orgeo naar Saint-Médard (5,0 km)
> Je loopt verder over het steenslagwegje dat naar links omhoog draait naar de de Rue du Point d'Arrêt. Dit asfaltwegje ga je op naar rechts om wat verder bij de eerste brug over spoorlijn 163A te komen. Deze asfaltweg liep naar de voormalige treinhalte van Orgeo bij lijn 165. Het gebouw staat er nog maar is nu een woonhuis.
> Het geeft je telkens weer een enorme kick als je zo'n overgroeide tunnelconstructie uit de 'jungle' ziet opdagen: De grote zwarte slokop. Wat een werk moet het niet zijn geweest in 1906-1910 om hier zo diep in het landschap ingesneden een tunnel uit te houwen. Aan dit vergeten kunstwerk van meer dan 100 jaar oud hebben tientallen arbeiders jaren gewerkt. Met deze tunnel kruist spoorlijn 163A ongestoord en ondergronds nogmaals spoorlijn 165, evenals enkele verkeerswegen. Het traject loopt licht dalend om verbinding te maken met de leisteenvallei van de Aise, waardoor de spoorlijn verderop zal lopen. Er is in deze omgeving van een ingesneden en met bomen dichtgegroeide bedding en in de 675 meter lange tunnel mogelijk geen GSM-ontvangst.
> Ik ben eens door de tunnel gegaan op een hete zomerse dag na een periode van weken droogte, zelfs dan staat het einde van de tunnel nog wat onderwater, het maakt dus niet veel verschil in welk seizoen je hier bent. Vermoedelijk wordt het beekje door de tunnel dan ook gevoed door een bron. Wees dus voorbereid. Verander van schoeisel, trek een paar botten aan of beter gebruik extra schoeisel dat je had meegebracht. Botten moeten immers stevig aan je voeten zitten, zodat ze niet worden vastgezogen in het slib. Neem eventueel ook een handdoek en een extra paar kousen mee. Zelf had ik geen botten bij maar ik was wel gewapend met een extra paar versleten schoenen. Een prima alternatief. Eens dat natte en modderige stuk door heb ik de verzopen schoenen weer gewisseld voor het droge paar. Op je blote voeten erdoor gaan zou ik niet aanraden.
> Hoe diep is het aan het andere einde? Ongeveer 10 à 40 cm, dus helemaal niet onoverkomelijk. Het stuk dat onderwater staat is ongeveer 20 à 40 meter lang. Een wandelstok is handig om de diepte te testen vooraleer je een stap zet. Opgelet ook bij de doortocht door de tunnel: Wandel niet middenin, maar langs één van de zijkanten van de tunnelbodem! Waarom? Om de waterafvoer door de tunnel te regelen werd centraal op de bedding een kanaaltje aangelegd waarover afdekplaten liggen. Op sommige stukken zijn die platen verrot of ligt de geul open, waardoor je onverwacht 40 cm kunt zakken.
> De toestand van het tunnelgewelf, na zoveel jaren verwildering, is algemeen bekeken eigenlijk verrassend goed, in ieder geval veel beter dan de tunnel van Conques, 11 km verder. Wellicht is dat te verklaren omdat er hier minder (poreuze) baksteen voor het gewelf is gebruikt dan in Conques. Slechts op enkele plaatsen is er beperkte waterinsijpeling. De donkere koker is ook een thuis voor vleermuizen, hoewel ze mogelijk moeilijk te observeren zijn.
Stukken van de bedding zijn redelijk goed begaanbaar, zoals deze passage tussen wild opgeschoten berken.
Eerste brug over spoorlijn 163A,
Rue du Point d'Arrête
Foto links jaren '90 (foto rail-et-fer-en-gaume160.blogspot.com ) , foto rechts is uit 2006
Autorail op spoorlijn 165, komende uit Virton, rijdend richting Bertrix. Links op de foto de afsplitsing van spoorlijn 163a. De foto dateert vermoedelijk dan ook uit de jaren '60, toen de sporen er nog waren. (Foto Smets / De Meulder)
Overgroeide spoorbedding, boogbrug Gribomont
Pad tussen veld en de beboste spoorbedding.
Spoorbrug 2 over de Rue de Mortgoutte
Misty in een mysterieuze tunnel
Westelijke kant tunnel Saint-Médard
Afwateringsleuf, oorspronkelijk volledig bedekt met platen
De wat verdronken toegang tot de noordelijke kant van de tunnel
Op regelmatige afstand zijn nissen gebouwd in de tunnelwand
> Loop je over de bedding dan moet je 's zomers af en toe door opgeschoten planten en struiken. 's Winters is er minder groen in de bedding maar staat er wellicht meer water in. Opgelet als je op die bedding zelf loopt en de spoorlijn zich net voor de brug van Gribomont opnieuw ingraaft: langs de beddingranden liggen mogelijk dikke lagen drijfmodder. Ik ben hier redelijk steil afgedaald in de bedding. Niet zo'n goed idee. Er loopt een moerassige beek waarin je makkelijk een halve meter kan worden opgezogen. Idem voor de volgende 3 km, er zijn plekken waar die modder verraderlijk diep kan zijn. 's Zomers is het ook uitkijken voor reuzenberenklauw, een exotische plant waarvan sap en bladhaartjes, in combinatie met zonlicht, brandwonden kan veroorzaken. Vermijd elk contact.
> Je komt boven de spoorlijn al snel bij een asfaltwegje, de Rue de l'Abreuvoir. Links om de brug van Gribomont (inmiddels al de 4de brug) over te steken. Gribomont is een boerengehucht, er zijn boerderijen in de buurt van de spoorbrug.
> We zijn dus op de brug waar vlakbij tussen 1914 en 1972 spoorlijn 163A aftakte van hoofdlijn 165. Vanop de brug kijk je in oostelijke richting: 100 meter linksvoor zie je duidelijk een opening in een bosje. Ooit lagen daar de eerste spoorbils van lijn 163A.
> Als je de Rue Haute nog 100 meter verder volgt voorbij de brug heb je rechts een mooi uitzicht op een bocht in het spoortraject van lijn 165. Een favoriete plek van treinspotters om vrachttreinen, komende van Bertrix te fotograferen... iets voor spotters met geduld, want het kan wel een uur of twee duren vooraleer er een trein langs komt. Passagierstreinen trekken meestal slechts 2 of 3 rijtuigen.
> Links een beeld over spoorlijn 165 (Bertrix - Athus). Nog niet geëlectrificeerd en ook een eenzaam, ongebruikt rangeerhuisje (blok 26) staat er nog. Vermoedelijk werd deze foto dan ook genomen in de loop van de jaren 1990. daterend uit de jaren '90. Waar blok 26 staat is ook de afsplitsing van spoorlijn 163a (gesimuleerd op de foto). Toen al waren de sporen al meer dan 20 jaren opgebroken. Vanaf de afsplitsing was er richting Herbeumont en Muno of vice versa vanaf de jaren '50 maximaal één trein in beweging omwille van veiligheidsredenen. Op de halteplaatsen onderweg was immers geen personeel meer en er was ook geen seinsysteem op de lijn 163a. De lijn Bertrix - Virton - Athus werd begin 21ste eeuw geëlectrificeerd (foto rechts). Vermoedelijk verdween in de aanloop daarvan rond eind jaren '90 ook het rangeerhuisje ter hoogte van de afsplitsing van lijn 163a.
> 400 meter verder komt de spoorlijn op niveau om wat verder boven het landschap te lopen op een talud. Ter hoogte van een paar schuren loop je rechts via de Rue de Mortgoutte onder een mooi hoefijzerbrugje.
> We volgen de spoorlijn verder, deze keer met de spoorlijn aan onze linkerzijde. Hier heb je ook een prachtig zicht hoe de voormalige spoorlijn nu een groen bebost lint en een lange corridor vormt in het landschap, als safe heaven voor vogels en dieren op het plateau.
> 400 meter verder vlakt de spoorlijn weer uit, je kan nu de bedding schuin oversteken om een pad te volgen langs de linkerzijde van de spoorlijn, of je kunt op de bedding zelf lopen, die nogal overgroeid kan zijn. Hier bevond zich de eerste treinhalte van spoorlijn 163a: Halte Orgeo-Gribomont. Er zijn nog sporen van de halte zichtbaar, ook van de toegangsaftakkingen in twee richtingen naar de N858 .
> Voor de bedding zich weer ingraaft, loop je weer rechts van de spoorlijn. In de bedding zelf ligt een dikke natte humuslaag, overwoekerd met snel opschietende vegetatie die andere planten weinig kans geeft.
> Sommige delen zijn makkelijker te doordringen, zo zit er een kort stuk bij dat afgezoomd is met berken. Het is echter makkelijker om rechts van de bedding het pad te blijven volgen. Eigenlijk kun je gewoon van het eerste hoefijzerbrugje langs een tweede hoefijzerbrugje tot de boogbrug van Gribomont wandelen over een biezonder aangenaam wandelpad rechts van de spoorlijn (1,4 km). Dit pad vormt een buffer tussen de wilde spoorbegroeiing en de weides rechts daarvan.
> Zoals je merkt maakt het boslint van lijn 163A hier een grote bocht. Die vroege (en dure) aftakking en de grote bocht is te verklaren door het hoogteverschil (daling) dat de spoorlijn moet overwinnen om de leisteengroeven in de vallei van de Aise verderop te bereiken.
> OK, we gaan er dus voor, the rough way. Wat volgt doet de adrenaline wat sneller spuiten. Wandel na de brug weer dadelijk rechts, met de spoorlijn aan je rechterzijde dus. Waar de spoorlijn weer op niveau komt steek je schuin over. L163A loopt nu weer links van jou en graaft zich sterk in. Er loopt niet echt een pad, maar volg gewoon de rand van het struikgewas tussen spoorbedding en veld. Kijk uit links, bijna bij het einde van het struikgewas moet je de verborgen tunnel van Saint-Médard zien liggen. Daal nu steil af in de spoorbedding, er is geen pad en er groeien braamstruiken en netels. Eventueel had je de spoortunnel ook kunnen benaderen via de overzijde van de spoorbedding, maar ik vond toen die kant van de bedding nog meer overgroeid met opschietende bomen en struiken.
> Hier staan we dus, de tunnel van Saint-Médard: Een lange donkere passage van 675 meter. Je kunt bij de ingang het licht aan het einde niet zien, aangezien er een knik in de tunnel zit, ze draait lichtjes in wijzerzin.
> Aanvankelijk is het wandelen over een vrij droge spoorbedding. Ook hier zijn de treinsporen lang geleden opgebroken. In de zijkant van de tunnelwand zijn een aantal nissen gebouwd. Het kleine beekje dat de tunnel instroomt, vormt aan het andere uiteinde een grote waterplas, waardoor de tunnel daar onderwater staat. Bij het einde van de tunnel is er namelijk slibafzetting en modderophoping. Daardoor wordt een vlotte waterdrainage van de tunnelbeek geblokkeerd met als gevolg de vorming van 'een moddervijver' na decennia lang verwildering.
> Van Jorgo Das kreeg ik een mailtje over zijn exploratie in de St Médardtunnel: "Langs de Muno-zijde staat de tunnel inderdaad onder water en lijkt het onmogelijk zonder aangepast materiaal de tunnel langs daar te betreden. Langs de kant van Orgeo kun je wel in de tunnel, weliswaar niet door de bedding te volgen maar gewoon langs de steile rand van de uitgraving, aangezien de bedding totaal overwoekerd is door omgevallen bomen etc.. Er loopt een klein beekje door de tunnel en er staan heel wat plassen, ook is er in het midden van de tunnel een goot/kanaaltje waardoor de beek stroomt. Hierop liggen verroeste metalen afdekplaten en het is oppassen want soms ontbreken er van zulke platen en zijn er putten. Ook bocht deze tunnel een beetje, dus duurt het even voor je de uitgang ziet. De wanden en plafond zelf lijken mij in betere staat te zijn dan deze van St-Cécile."
> Nadat je eindelijk het donkere tunnelgat uit bent geraakt, wacht je nog een stuk dat overgroeid kan zijn en wat onderwater kan staan. Een boeiende plek, met een gevarieerde plantengroei en met beken die bij nat weer in watervallen hun loop verder zetten in de spoorbedding. Eens door die jungle van modder en gevallen bomen, verbetert het pad snel. Je zou dit stuk kunnen vermijden door aan de tunneluitgang rechts naar boven te klimmen en naar de verkeersweg N824 te wandelen, minder spannend...
> Je krijgt wat de valse indruk dat je licht omhoog loopt doordat de bedding minder diep ingesneden wordt. De beken links en rechts die zuidelijk stromen verraden echter dat je wel degelijk nog steeds bergaf wandelt. Het wordt uiteindelijk een grassige bedding die uitkomt op de Rue du Babinay (N824).
> Merkwaardig dat je hier zomaar via de bedding op een weg terecht komt. Spoorlijn 163A had toch geen overwegen? De verklaring hiervoor lees je uitgebreid op de volgende pagina van dit railtrackingverslag.
> Terug naar de brug, want de 35,5 lange tocht langs en over spoor 163A vangt aan in de andere richting. Wandel vanaf de spoorlijn 165-brug een 50 meter terug richting Orgeo en neem het eerste wegje rechts, een met kiezel verhard pad dat daalt naar een alleenstaande woning. Onderweg heb je aan je linkerzijde zicht over het dorpje Orgeo, waarvan de kern rond een peervormige klokkentoren is geschaard in de vallei van de hier nog heel jonge Vierre (de belangrijkste zijrivier van de Semois).
Start van de wandeling, afdaling naar de spoorbedding
Cargokonvooi onderweg naar Bertrix over lijn 165. De spoorlijn links (163A) ligt er natuurlijk niet echt. Is gewoon een gefotoshopte simulatie van het oude knooppunt Y Orgeo. In realiteit vind je nu nog enkel grasoverwoekering.
> Zoals je merkt vanop de bakstenen boogbrug heeft de spoorlijn zich op korte afstand diep ingesneden. In de bedding heeft een weelderige begroeiing van ondermeer netels de dwarsliggers vervangen. Bomen - op zoek naar zonlicht - hebben er al hoogtes bereikt van 15 meter.
> Je zou kunnen proberen om in de bedding te lopen, maar voorlopig blijven we er nog even uit en volgen we een parallel wegje. Net voor de brug naar links dus.
Voormalige halte van Orgeo (aan lijn 165)
Tweede hoefijzerbrugje waar bovenop de spoorlijn loopt.
Er loopt zuidelijk van de boogbrug van Gribomont duidelijk een paadje op de spoorbedding. Iets verder is er echter nog weinig doorkomen aan, we liepen hier niet.
!!! Escaperoute: De volgende 2 kilometer van spoorlijn 163A zijn de moeilijkste. We raden dit traject niet aan voor families met jonge kinderen of voor wandelaars die minder vlot te been zijn. Er zit een moeilijke afdaling in naar de spoorbedding, de passage van de 687 meter lange tunnel van Saint-Médard (zaklamp nodig) met valkuilen, een stuk dat onderwater staat (best extra schoenen meebrengen) en een modderig en nat gedeelte met klauteren over en onder gevallen bomen. Wil je dit vermijden steek dan niet de brug van Gribomont over, maar volg rechts de Rue de l'Abreuvoir over 1,2 km, dan rechts de Rue du Babinay op. Details: Zie in
het railbook.
Highway to hell: Kokervorm, mist en steenverkleuring door vocht en mos creëren een psychedelisch effect.
Unieke foto van de bouw van de tunnel met decauvillesporen om ballast af te voeren. Voor deze tunnel zou een laag gewapend beton zijn gebruikt voor de gewelfbekleding, vrij speciaal voor die tijd. Het verklaart mogelijk ook waarom het gewelf er na 100 jaren veel beter aan toe is dan dat van de langere tunnel van Ste-Cécile. Meer oude foto's over de bouw van de tunnel van St-Médard vind je op de geschiedenispagina. Noot: het is niet 100 % zeker of deze foto genomen werd in de tunnel van Saint-Médard, het zou ook de tunnel van Linglé kunnen zijn.
Aan de zuidelijke tunnelmond kom je in de Tranchée du Banneté terecht, een wilde jungle vandaag en een fantastische setting met na regenweer zelfs een waterval.
Dezelfde tunnelingang te Saint-Médard in 1908 , foto genomen vanop de huidige N824. 100 jaren later is het verschil wel erg groot. Opmerkelijk is de kaalslag van bomen begin 20ste eeuw. Niet enkel omwille van houtverbruik voor de spooraanleg maar ook de exploitatie van de leisteenmijnen slorpte enorme hoeveelheden hout op voor het stutten van de ondergrondse galerijen. Aan de horizon zijn de ateliers van Cox, Stassin & Leclerc te zien, de firma die ondermeer de twee tunnels en de spoorwegbedding bouwde (foto Lenzen)
10 meter hoge waterval die de leisteenwand van de uitgeboorde spoorbedding bloot legt.
Bedding verbetert snel.
> We hebben nu precies 5 km over en op het tracé van spoorlijn 163A afgelegd sinds Y Orgeo. Het moeilijkste stukje ligt net achter ons, de rest is piece of cake. Kortbij wacht een boeiend gebied van meer vergane industriële glorie: Oude leisteengroeven, waar onze spoorlijn dwars door trekt richting Herbeumont. Zie volgende pagina.