Startpagina > Wandelen > GR570
> Luxemburg-dag! Deze tweede etappe over GR 570 is de mooiste van de hele tocht, wellicht omdat het wandelterrein zo apart is. De eerste kilometers lopen langs op grensland, tussen grenspalen en calvariekruisen. Daarbij passeer je langs een laatste Belgische dorp, Guerlange, een merkwaardige grensdorp. Midden in bos steek je de Luxemburgse grens over. Na het drukke Pétange kom je in oud ijzermijngebied. Sinds de jaren '90 is het lelijke maanlandschap van diepe kraters en opgewoeld land geleidelijk veranderd in schitterend natuurgebied met een aparte plantengroei. Een echte ontdekking. De rest van de dag volgt GR570 het nationaal Luxemburgs pad 'Sentier des Mineurs' over een grillig traject door de oude mijnstreek om te eindigen bij het citédorp Lasauvage, pal op de grens van Luxemburg met Frankrijk.
Longwy - Le Chalet - Messancy / Messancy - Lasauvage / Lasauvage - Cutry / Cutry - Le Chalet / * Variante * Petange - Lasauvage
> Padmarkering is een geval apart tijdens deze dagetappe. Tussen Guerlange en de Luxemburgse grens was het soms zoeken naar de witrode markering, temeer daar de Waalse vereniging voor GR-paden hier en daar wat wijzigingen aanbracht. In de omgeving van de discrete grensovergang is het dus opletten. Je kunt na de grensovergang tot Pétange blauwe markering (driehoeken of ruiten) van een 'sentier auto-pédestre' volgen. Van het station van Petange tot de start van het Sentier des mineurs is er over 2 km geen padmarkering, volg na de station-underpass best de tekens van het Minett Trail (bruine gestileerde 'M', tot je de gele bollen van het 'Sentier des mineurs' ziet.
> Waar je het Sentier des Mineurs ontmoet, kun je een variant GR 570-traject nemen, eigenlijk de andere arm van het Sentier des Mineurs. Door over het variante traject naar Lasauvage te wandelen kort je deze dagetappe met 8 km in.
> Openbaar vervoer: Vanuit Lasauvage (Lux) heb je een bus naar Differdange (Lux). Wil je vanuit Lasauvage Frankrijk in, dan kan je te voet 1,5 km noordelijk over een pad langs de beek wandelen tot Saulnes (Fr). Hier neem je een bus richting Longwy (Fr). Vanuit Bache Jang (Lux/Fr) kan je ook een bus nemen door eerst even tot Hussigny (Fr) te wandelen. Differdange (Lux) en Petange (Lux) liggen op de treinverbinding stad Luxemburg - Rodange (Lux). Vanuit Rodange (Lux) zijn er treinen naar Messancy (B), Aubange (B) en Aarlen (B). Messancy (B) ligt op een buslijn tussen oa Aubange (B) en Aarlen (B). Door Guerlange (B) passeert er een schaarse bus naar Athus (B), Petange (Lux), Aubange (B), Lamadeleine (Lux) of Luxemburg-stad (Lux). Leuk alternatief is om een stuk GR 570 vanuit Petange (Lux) te combineren met het toeristische treintje 1900, zeker als je met kinderen wandelt, zie hiervoor op de pagina van het variante GR 570-traject. Binnen Luxemburg zijn bussen en treinen gratis.
> Overnachtingsmogelijkheden: Geen campings in de buurt. Vrij kamperen is verboden in het GH Luxemburg. Voor andere mogelijkheden contacteer de VVV's van Aubange, Petange of Differdange. Horeca in Messancy, Petange (centrum) en Differdange (op korte afstand). Winkels in Messancy, Petange en Differdange.
Met een beetje geluk zie je 's zomers hier de keizersmantel rondfladderen, één van de grootste vlindersoorten in Lotharingen.
> De open terrasmijn rond, waarin zich een moerassige vijver bevindt, een open terrarium voor kikkers en kamsalamanders. GR570 verlaat dit interessante natuurreservaat Prënzebierg - Giele Botter via een asfaltstrook in de buurt van Niedercorn. Hier kan je ook eventueel afwijken van GR570 als je naar Differdange wil.
> Verder over GR570 wandel je al snel weer op onverharde wegen door bos. Aan de hemel trokken donkere wolken snel samen. Midden in bos brak de hel dan los. Zware regenval en flitsende bliksems, het landschap werd plots een dreigende omgeving. En zo kon ik me nog sneller dan gedacht beklagen dat ik een goed uur eerder mijn paraplu naar de vaantjes heb geholpen. Ik vond een soort elektriciteits-huisje waar het kleine afdakje toch wat beschutting gaf tegen de hardste neerslag.
> Terug in Messancy. Aan de N883 loopt GR570 links verder over een weg tussen een school en het gemeentehuis. Deze weg daalt naar de vallei van de Ruisseau de Messancy (een beek die meer zuidelijk mondt in de Chiers), gaat over de beek en kruist de spoorweg Aarlen – Athus. Kort daarna splitst GR 129 af. Wij gaan over GR 570 rechts door het Mathelin-park. Opvallende richtbakens in dit park zijn 2 kasteeltorens (zie ook vorige etappe).
> GR570 loopt tussen de torens door naar de andere kant van het park. Daar de asfaltweg op om dadelijk bij een kruispunt een onverharde, stijgende weg te nemen. Dit pad klimt door bos omhoog achter een wijkstraat. Hogerop loop je langs een rij populieren met rechts open veld en links een lager gelegen wijkweg.
> Bij de laatste huizen vervoegt GR570 weer de weg die naar de Luxemburgse grens loopt. Kruispuntje rechtdoor en na een paar 100 meter kom je bij grenspaal 45.
Belgisch-Luxemburgse grenspalen

> Voor 1830 waren de huidige Waalse provincie Luxemburg en het Groothertogdom Luxemburg één gebied, het stond onder het gezag van het Nederlandse huis van Oranje. Met de opstand van de Zuidelijke Nederlanden tegen Willem I in 1830 moeten de grenzen opnieuw worden vastgelegd.
°
Internationale grootmachten erkennen in 1830 het Voorlopige Bewind van de jonge Belgische staat en publiceren in 1831 de 'Grondslagen der Scheiding'. Daarbij wordt heel Luxemburg aan de Nederlanders gegeven. België protesteert en dat resulteert in een akkoord waarbij Frans sprekend Luxemburg aan België wordt gegeven en het Letzebuergesch sprekend deel aan Nederland. Omwille van strategische redenen laat Frankrijk die grens nog wat aanpassen.
° Een krachtmeting tussen Nederland en Frankrijk over die grenzen overheerst de volgende jaren de jonge Belgische politiek. Ondertussen blijft België nog jaren heel Luxemburg besturen.
° In 1838 aanvaardt Willem I eindelijk de XXIV artikelen en dus ook de uitgetekende grens.
° In 1839 wordt het akkoord ondertekend en vanaf 1843 start een Belgisch-Nederlandse commissie met de afbakening van de oostelijke grens op het terrein. Vandaar dus dat in de ijzeren palen het jaartal 1843 is gesmolten.

> De grenspalen zijn vandaag excentrieke symboolobjecten van het oude Europa. De palen tussen het GH Luxemburg en België zijn genummerd van 1 tot 286. Langs GR570 passeren we nummers 25, 26, 28, 44 en 45. Het vinden van al die palen is voor sommigen een echte sport. De gietijzeren palen werden vervaardigd in de Cockerill-fabrieken van Seraing (Luik). Ze wegen 372 kg per stuk. Je verplaatst dus de grens niet even snelsnel. Het octagonale onderste deel (grotendeels onder de grond) is 1 meter lang. De top is een gestileerde pijnappel.
GR 570 gaat voor grenspaal 45 rechts.
Messancy, 2 'potloden' herinneren nog aan het oude kasteel, gerestaureerd in 1988. Dit zijn de enige restanten van een eeuwenoud kasteel dat in 1978 afbrandde.
Grenspaal 44 te Guerlange (zonder denneappel).
Just is just: Wat doe je als de grens de beek is?
De grenspaal midden in de beek neerplanten!
Afdalen over de grens naar Guerlange.
> Je steekt hier de grens niet over maar neemt de nogal slechte asfaltweg rechts. Deze weg daalt op de grens naar het dorp Guerlange. Links passeer je grenspaal 44 (staat midden in een beek!).
> Kort daarna kom je bij een T-splitsing, GR570 vervolgt links om door het dorp Guerlange te lopen, maar je kan ook even het asfaltwegje rechts nemen. Dit wegje loopt kort daarna dood bij de de kasteelboerderij Niedlingerhof (Ferme de Noedlinge). Rond deze boerderij hangt niet enkel een lange geschiedenis en een prachtige legende (zie verder), hier zie je één van de indrukwekkendste lindebomen van België. Opgelet, want op het erf van Noedlinge lopen mogelijk loslopende honden.
> Volgens een legende is de boom ooit nog gepland door Sint-Willibrordus in de 8ste eeuw. In werkelijkheid is de linde tussen 300 en 600 jaren oud. De voet van de boom is hier en daar wat ondersteund en ‘gerepareerd’. De stamomtrek van deze boom is zowat 7 meter, de hoogte is ongeveer 20 meter. Onmiskenbaar nadert deze prachtige linde zijn levenseinde: De stam is zo hol geworden dat er wel 7 man in kan. De boom is een beschermd monument en staat eigenlijk op een weide. Er is een afspanning rond geplaatst om het vee van de boom te houden.

> De geschiedenis van het Hof van Noedlinge is onlosmakelijk verbonden met die van Guerlange. Mogelijk was hier al een versterking in de Keltische of Romeinse periode. Geschreven bewijzen van het bestaan van Noedlange komen we echter pas tegen vanaf 1301. Het domein bezat altijd al een zekere uitstraling aangezien de landheren die het bewoonden zowat alle grond en bossen in de wijde omgeving bezaten. De kasteelhoeve is nog steeds in privé-bezit en niet te bezoeken. Binnenin zouden nogal wat kamers versierd zijn met de blazoenen van de verschillende adellijke families die er verbleven. Tot de 18de eeuw waren de daken van de kasteelhoeve nog van stro.
> GR570 komt het oude grensdorp Guerlange binnen.
> De naam Guerlange is een verfransing van ‘Gerlingen’. Net zoals vele andere dorpen in de streek duidt het eerste deel van de plaatsnaam op een persoon (Gerl), ‘ingen’ dan weer zou betekenen ‘behorend tot’. Deze oude benamingen naar de eigenaar van een plaats stammen uit de Frankische tijden (ongeveer 450 - 600 n/C). De plaatsnaam Noedlingen (waar we net passeerden) kan op een identieke wijze worden verklaard. Het gaat hier dus om erg oude nederzettingen, mogelijk was er al bewoning tijdens of voor de Romeinse periode, maar harde bewijzen bestaan daar niet voor.
> Hoe oud Guerlange wel is bewijst ook het taxsysteem dat op het feodale platteland eeuwen in voege was en waar pas in 1789, met de Franse Revolutie, een eind aan kwam. Tot de 9de eeuw bestond er in de streek een verschillend taxsysteem geheven op de boeren (cijns). De cijnsontvangsten werden in 3 gedeeld, 1/3de voor de pastoor, 1/3de voor de abdij en 1/3de voor het klooster van Clairefontaine. Na 800 veranderde dit systeem en werden de cijnsopbrengsten in 4 gedeeld, behalve voor de nederzettingen die al een kerk bezaten. In Guerlange bestond eeuwenlang de verdeling in 3, dus het dorp moet al voor 800 een kerk hebben gehad. Dat vermoeden wordt gesterkt door het feit dat de patroonheilige Sint-Maarten is, kerstenaar in de regio.
Bij de kerk passeer je een calvarie uit 1747. Bovenaan zie je een gekruisigde Jezus met aan de voet van het kruis Maria en Johannes. Daaronder een afbeelding van Sint-Michael die de draak trotseert met opgeheven zwaard. In zijn andere hand houdt Sint-Michael een weegschaal, het goede en het kwade afwegend van iedere mens bij het uur zijn van zijn dood. Onderaan zie je nog de naam van de schenkers: Michael Muller en Catharina Meyers. De calvarie is verder nog opgebouwd uit sierlijke barokornamenten.
> GR570 gaat net voorbij het oude kerkhof links, weer richting Luxemburg. Na ongeveer 500 meter over deze weg (100 meter voor je bij grenspaal 42 komt) ga je rechts een met bomen afgezoomde veldweg in. Deze weg draait wat verder links omhoog naar het bos. Weer even opletten want de laatste kilometers over Belgische bodem was de padmarkering niet goed!
> Vroeger stond hier enkel een Mariabeeldje in een eik. Toen op een nacht de eik getroffen werd door blikseminslag bleek het beeld ongeschonden te zijn. Er werd dan in 1760 een kapel gebouwd op de die plaats. De huidige kapel dateert van 1911 en is gewijd aan OLV van Bon Secours of OLV van Luxemburg. Nog ieder jaar vindt er een processie plaats naar de boskapel vanuit Clémency. Ook hier een calvariekruis. Het dateert uit 1726, maar stond oorspronkelijk bij de wasplaats, niet hier. Op dit kruis zie je naast het typische tafereel van de kruisiging ook de heiligen Sint-Elooi en Sint-Maarten.
> GR570 neemt achter de kapel een aangelegd trappenpad dat snel daalt naar de bosrand. Bij die bosrand loop je links over gras naar een kruising van veldwegen. Rechtdoor hier, niet links, weer op bos af. Je volgt een pad dat, eens weer in het bos, links wat omhoog draait. De hele tijd volg je deze duidelijk bosweg (weinig markering). Bijna 800 meter verder moet je bij een nieuwe kruising links af en verderop moet je bij nog een kruising links. Op dit laatste kruispunt staat ook grenspaal 28.
De laatste km over Belgisch grondgebied
Kapel ND de Kues (ND du chêne)
Onderweg naar Notre Dame-au-chêne
Oude geklasseerde kerkhof van Guerlange
> We wandelen Luxemburg binnen. De witrode GR-tekens vallen weg. Bij de creatie van GR570 in 1998 werden gele bollen geverfd, maar over de jaren zijn deze bollen weggevaagd door de weerselementen. De richting is duidelijk. Volg gewoon de dalende asfaltweg die aanvankelijk door veld loopt, langs een huis komt en bos bereikt.
Luxemburg in bij verborgen grenspaal nr 28
> Even weer opletten nu. Kort nadat de weg het bos heeft bereikt, volgt je best de het lokale pad met blauwe driehoekige merktekens (of blauwe ruiten) op witte achtergrond. Rechts dus, over een bospad. De volgende kilometers golft het pad door dit bos, daarbij een paar malen van richting veranderend. Onderweg kom je in de buurt van grenspalen 26 en 25. Je passeert ook een speeltuin en een hondenschool. Uiteindelijk daalt het pad naar de eerste huizen van Pétange. Je kruist de weg Pétange – Aubange om aan de overkant een aangelegd parkpad te volgen (nog steeds met de blauwe markeringen) dat langs een vijver slingert en een tijd langs de expressweg naar Luxemburg loopt, vooraleer deze over te steken via een voetgangersbrug. GR570 loopt nu het centrum van Pétange binnen. Als je de markeringstekens van de Minette Trail ziet, een gestileerde roodbruine 'M' blijf je deze volgen door het centrum van Pétange, onder de spoorlijnen via een voetgangerstunnel bij het station en nog 1 kilometer verder door.
Grenspaal 25
Tot Pétange kun je ook de blauwe ruit van dit lokale pad volgen, loopt in het spoor van GR 570
Grenspaal 26
> De geschiedenis van Pétange (Petingen) is verweven met de florissante mijnbouw waar we zo dadelijk over GR570 zullen mee kennis maken. Door het industriële belang ontwikkelde het spoornet zich hier ook sterk. Ook nu nog is Pétange een belangrijk rangeerstation. Uiteraard had het dorp erg te lijden onder de economische crisis die zich afspeelde toen de mijnbedrijven en hoogovens in de streek in de jaren ’70 snel het éne na het andere sloten. De instorting van de zware metaalindustrie is ondertussen verteerd.
> Tegenwoordig schittert Pétange economisch door de ‘Pôle Européen de Développement’, een industriezone van moderne bedrijven die zich over de grens uitstrekt tot Messancy.
Petange
> Via de voetgangerstunnel van het treinstation ga je onder de spoorlijn door. Referentiepunt is nu het kerkhof van Pétange, aan de andere kant van de sporen, waar je in ieder geval langs moet. GR 570 heeft hier over een afstand van 1,5 km nog steeds geen markering. Blijf de 'M' van de Minett Trail volgen. Aan het kerkhof volg je het wegje omhoog dat links van het kerkhof loopt (lokaal wandelpad 14). Draai rond het kerkhof, tot je in bos komt bij wat lijkt op resten van een opgebroken spoorwegbrug.
> Deze plek heette ‘De Plang’ (= afkomstig van ‘le plan incliné’). Over een sterk hellend vlak werden begin 20ste eeuw de ijzermineralen in kipwagens naar het station van Petange gevoerd. De ruïnes van de overbrugging hier zijn daar nog een restant van. Bovenaan het hellend vlak werden de kipwagentjes met erts, getrokken door paarden over een spoor, verzameld en bevestigd aan een dikke staalkabel. Door een luide hamerslag op een stalen plaat werden de arbeiders beneden aan De Plang verwittigd dat er een konvooi naar beneden vertrok. Tegelijk gingen de lege kipwagens weer omhoog. Beneden bij het station werden de kipwagens door andere paarden naar de verhoogde laadkaai getrokken over een spoortje, vanwaar het erts in treinwagons werd gekiept. Het hellend vlak deed dienst tot 1932.
> De hoofdroute van GR 570 komt al snel door een stuk bos dat volledig is omgewoeld door de vroegere mijnaktiveiten. In het landschap ontdek je een massa enorme ‘molshopen’ die over de jaren heen overgroeid zijn met pionierbomen die ondertussen een stevige dikte hebben gekregen. Onderweg veel infopanelen die Frans of Duits de verscheiden landschapselementen verklaren.
> Als je hier met jonge kinderen wandelt is het een goed idee om hen duidelijk te maken dat ze over het hele traject van het mijnwerkspad nooit het pad zonder begeleiding mogen verlaten. Overgroeide oude schachten of putten kunnen voor narigheid zorgen.
Resten brugoverspanning van De Plang
> Tussen de brughoofden waar je nu staat liep een andere industrieel spoorlijntje. De komende uren zullen we trouwens vaak over oude industriële railtrajecten lopen, soms nog amper herkenbaar als spoorwegzate. Hier ook vind je infoborden bij een padsplitsing. Er lopen voor de kapotte spoorbrug 2 paden rechts. Neem niet het lagere pad dat door een dennenaanplanting loopt, maar het hogere dat door loofbos trekt.
> Het pad klimt licht en blijft dan op gelijk niveau. Je passeert na 700 meter een kapel voor OLV van Fatima, speeltuigen en een huis. Hier ook kom je bij het Sentier des mineurs. Dit pad is gemarkeerd met gele bollen en vormt het gastpad voor GR570 voor de rest van de doortocht door het Groot Hertogdom Luxemburg. Neem bij deze vorksplitsing van paden het lagere (rechtse) pad als je het variante traject van GR570 wil volgen, het hogere (linkse) pad als je de hoofdroute wil volgen. Beide trajecten zijn dus uitstekend gemarkeerd met gele geverfde bollen of met gele bollen op blauwe metalen bordjes. Dit wordt onze gids langs het Sentier des Mineurs (Mijnwerkerspad). We volgen nu het hoofdtraject van GR 570 verder (de linkse tak dus als je vanaf Pétange komt aangewandeld).
> Dit beboste gebied behoort tot een oudere ontginningssector (voor WO II), toen het erts nog grotendeels op mankracht werd bovengehaald. Je moet je de omgeving dus volledig anders voorstellen dan ze nu is. Alles was kaalgeslagen door de mijnaktiviteit. Na het staken van ontginning hier bleef een maanlandschap over van kleine terrils en omgewoelde specie. Op deze biezonder humusarme bodem ontwikkelde zich over de jaren een aparte vegetatie. Mossen, grassen en kleine struiken creëerden een eerste humuslaag waarop zich langzaam meer gevarieerde vegetatie ontwikkelde. Fijnspar, zwarte den en berk voelen zich hier goed. Gedeeltelijk zijn de bomen hier heraangeplant vanaf 1965. De schaduw die de opgeschoten bomen bieden trekt dan weer andere planten aan. Er zijn nogal wat varen- en mosvariëteiten in dit door UNESCO erkende biosfeerreservaat aanwezig. Onder de meer speciale plantensoorten ontdek je met wat geluk een bruinrode wespenorchis of rond wintergroen.
> Het mijnwerkerspad (en dus ook GR570) verandert een aantal keren van richting, zodat oriëntatie af en toe wat verwarrend wordt. Blijf de gele bollen volgen, de padmarkering en de paden worden goed onderhouden. Het gebied dat wordt doorkruist via GR570 de volgende kilometers is biezonder boeiend.
> In de rode rotsen ontdek je makkelijk fossielen, vooral van schelpen.
> Op de oude mijnsites ontwikkelde de voorbije decennia een gevarieerde flora. Wie interesse heeft voor botanische elementen in het landschap zal uitkijken naar de vele soorten orchideeën die je hier kunt aantreffen. Mei en juni zijn prima maanden om vele soorten te ontdekken. In juli en augustus is het de kleurrijke bloemenweelde die het gebied tot een kleurboek omtovert. Zo zie je er de bijna niet in Vlaanderen voorkomende wollige distel. De zomermaanden zijn ook bij uitstek geschikt om een rijke variatie aan vlindersoorten en insekten te observeren.
Wollige distel
> GR570 loopt na het bos door open gebied. Je merkt ondermeer nog de sporen van nog een oud industrielijntje.
> De enorme open mijn in terrasvorm werd geëxploiteerd na WO II. Dit is het jongste deel van het mijnexploitatiegebied. Waar voordien vooral met mankracht werd gewerkt werd na WO II alles grotendeels met explosieven en zware machines ontgonnen. In geen tijd kon hierdoor de Schlammenbierg voor een groot stuk ‘wegsmelten’ en werd er een enorme put gemaakt. Het erts werd afgevoerd naar de hoogovens van Rodange. Eind jaren ‘70 kwam ook aan de exploitatie van de Schlammenbierg een einde. De gigantische put links is dus van die laatste Luxemburgse open mijn die in 1978 sloot. Tegenwoordig heet het natuurgebied dat is ontstaan 'Giele Botter'. De laatste ondergrondse mijn van Luxemburg sloot 3 jaren later (Thillebierg). De Zuid-Luxemburgse hoogovens deden nog een aantal jaren dienst, ijzererts werd dan maar aangeleverd uit Frankrijk en verder weg. In 1997 lagen ook de laatste hoogovens stil.
> Tussen 1864 en 1977 hebben 1477 mijnwerkers bij de ertsontginning in Luxemburg hun leven verloren. Vanaf 1978, na de sluiting van de mijn, werden de meest fantastische plannen gesmeed voor Prënzebierg - Giele Botter. Er zou op de terreinen, die grotendeels eigendom waren van grote mijnbedrijven zoals ARBED, een Formule 1-piste worden gemaakt. Andere ideeën waren een golfterrein, een afvalput voor een elektriciteitscentrale op kolen, enz…. Jarenlang werd de omgeving gebruikt als schietterrein. Een chemisch bedrijf ging er tonnen afval dumpen. Vanaf 1978 hebben ecologische verenigingen strijd gevoerd opdat de Luxemburgse overheid het gebied zou aankopen om er een natuurgebied van te maken. Veel ministers, lobbywerk en een petitie later werd Giele Boter dan toch aangekocht in 1994. De uiteindelijke bekroning van jarenlang geduldig natuurbeheer en uitbouw van zachte recreatie kwam er in 2020 met de erkenning als UNESCO-biosfeerreservaat.
> Je ziet opvallend veel berkenbomen in de omgeving. Berken zijn er altijd primair bij om verstoorde terreinen en platgeslagen gebied weer in te nemen. Onder de biezondere planten vermelden we de zeldzame vleeskleurige orchis (in de nattere stroken). Andere orchideeënsoorten die voorkomen in het erg variabele landschap hier (oa natte gebieden, droge kalkhoudende grond, bosrand,…) zijn de bijenorchis, brede wespenorchis, welriekende nachtorchis, piramidale orchis, mannetjesorchis en de grote muggenorchis. Dat lijstje is lang niet volledig, er zouden 21 verschillende soorten zijn gevonden. Onder de insecten een grote verscheidenheid aan vlinders. Tientallen soorten fladderen er rond, waarvan vele vrij zeldzame vlinders. De oude schachten zijn populair bij vleermuizen en de afwisselende omgeving trekt ook een variatie aan vogelsoorten aan.
> Al wandelend over de oude mijngronden zal je bordjes zien van nog andere paden. Het 4 km lange Sentier géologique ‘Giele Botter’ (G-bordjes) heeft aandacht voor de aparte geologische structuren van het terrein, verklaard met nogal wat infoborden onderweg. Het Entdeckungspfad Prënzebierg – Giele Botter (gele bordjes) is 7 km lang. Dat pad werd in september 2002 ingewandeld. Behalve nogal wat andere lokale paden loopt hier dus ook het nationale wandelpad ‘Sentier des mineurs’ (het mijnwerkerspad), dat wordt gevolgd door GR 570.
> Als het ergste door was liep ik verder onder druppende bomen. Het mijnwerkerspad (en dus ook GR570) veranderen in het bos bij Differdange haast continu van richting en pad maar alles staat perfect aangeduid onderweg. Voorbij een hondenschool en kort daarna kom je in open landschap op een asfaltweg.
> Bij een T-kruispunt staat een infobord over het mijnwerkerspad. Links hier, nog een kleine kilometer over asfalt om dan links een paadje door het bos te nemen. In een laaggelegen bosdeel kom je bij het park Grouwen dat je kwartier doorkruist.
> Zo bereik je een picknick-/ barbecueplek met overkapping. Daar links over een drukke weg. Na 500 meter maakt die weg een haarspeldbocht maar GR570 houdt dezelfde richting aan. Het pad blijft verhard maar het drukke verkeer is alvast weg. Stijging naar ongeveer 425 meter hoogte, doorheen veld.
> Dit bos waarin ons pad de volgende 4 km zal lopen, is werkelijk schitterend. Het Grand Bois (Groussebesch) herbergt een variëteit aan plantensoorten. Wie wat botanische basiskennis heeft, zal dit geweldig vinden. Ik vond hier ondermeer 'eenbes', een plant die precies één bes produceert en die trots de lucht insteekt. Nu ook weer niet superzeldzaam, maar zijn verspreidingsgebied is toch eerder erg lokaal. Hij verraadt ook de aanwezigheid van een zekere graad aan kalk in de grond.
> Biij het hoogste punt eerste weg rechts. Weidse uitzichten als je daalt naar de Luxemburgs-Franse grens te Bache-Jang. Op de grens staat een infopaneel van zowel GR570 als het Sentier des mineurs.
> GR570 steekt hier niet de Franse grens over maar blijft in Luxemburg door rechts een stijgende asfaltweg te nemen. Kruising met een grotere asfaltweg en nog 500 m rechtdoor. Blijf de gele bollen volgen. Dankzij de goede padmarkering kun je moeilijk verkeerd lopen. GR 570 duikt links eer bos in.
> Het park Grouwen werd aangelegd in 1912 als recreatiedomein voor de arbeidersbevolking van Differdange. Jarenlang werd het park verwaarloosd, zodat het evolueerde naar bos. In 2003 werd een ‘gerenoveerd’ park opengesteld met oa een fitnesscircuit, muziekkiosk, picknickplaatsen en informatieborden.
> Onder de grote variëteit aan planten zijn ook een aantal orchideeënsoorten. Voor de meeste orchideeën is het al wat laat op het jaar, maar een soort die ik vond was toch wel biezonder: de geelgroene wespenorchis. Hij stond volop in bloei.
> Het hoogtepunt kwam echter uit de vlinderwereld. Eindelijk kreeg ik de kans om eens een keizersmantel op de foto krijgen. Deze grote knaap uit de familie van parelmoervlinders fladdert de hele tijd zenuwachtig rond aan hoge snelheid. Een moeilijke poseur dus.
> Net zoals het vliegpatroon van de keizersmantel verandert ook onze wandelroute nog een aantal keren snel van richting. Je loopt zelfs bijna ongemerkt een tijdje over de bedding van een verlaten spoortraject. Onderweg is er ook een ander nationaal Luxemburgs pad bijgekomen, gemarkeerd met gele driehoeken. Het is het Sentier du Sud, dat over 73 km het zuidelijke ‘Land van Rode Aarde’ als thema heeft. In het bos merk je dat ook hier op sommige plaatsen vroeger aan mijnbouw werd gedaan.
> Via dat oude spoortraject en zo kom je het dorpje Lasauvage (Rohrbach) binnen. Al na het eerste huis loopt GR 570 links. Hier verlaat de hoofdroute van GR570 het Sentier des Mineurs, door de beek ‘Ruisseau de la Côte Rouge’ over te steken en zo ook meteen het Groot Hertogdom Luxemburg te verlaten. De grens is gemerkt met niet enkel een infobord over GR570 maar ook met geelgekleurde grenspaaltjes. Einde van de mooie doortocht door het GH Luxemburg. (Over Lasauvage: zie ook variante etappe.)
De distel is één van de symbolen van Lotharingen. De rode aarde herbergt talloze soorten, waaronder de wollige distel en deze knikkende distel die in de zomermaanden bloeit. In Vlaanderen staat de knikkende distel op de Rode Lijst, maar in Lotharingen komt hij vrij veel voor. Net zoals de wollige distel houdt hij van zon en kalkrijke grond. Hij kan tot 2 meter hoog groeien.
Voormalige open mijn Giele Botter
Zate van een mijnspoor
Oude storthopen van de ijzerertsgroeve
Eenbes (Paris quadrifolia): De plant is bijna wiskundig opgebouwd. Uit de wortelstok komt een stengel omhoog met daarrond 4 bladeren. Daaruit rijst precies één bes die omringd is met 4 brede kelkblaadjes en 4 smalle kroonblaadjes. Eénbes is zeldzaam maar komt plaatselijk op GR570 talrijk voor in vochtige kalkhoudende bosgrond. De bes is giftig.
Bache-Jang: Borden GR 570 (L) en S. des Mineurs (R)
Pad door Park Grouwen
Dit is eigenlijk een gewone hooiwagenspin maar net gefotografeerd als ze aan het vervellen is.
Bospad naar Lasauvage
Keizersmantel
De geelgroene wespenorchis (zeldzaam)
> Het oude kerkhof van Guerlange is een geklasseerd monument, met name de oude grafkruisen zijn zeker een kijkje waard. De middeleeuwse kruisen waren meestal uit hout en vergingen dus snel, net zoals de overledene die ze markeerden. Het oudste kruis op het kerkhof is van 1617, gemaakt uit kalksteen. Iets jonger (eind 17de eeuw en 18de eeuw) zijn de leistenen kruisen. Sommigen zijn beschadigd door inwerking van ijs en hagel. De kruisen uit kalksteen met 'IHS' op zijn 18de eeuws. Van de gietijzeren kruisen is er nog één over. Deze kwamen in massa uit de ijzersmederijen van Fourneau David te Châtillon (GR 129). Na 1922 werden hier geen inwoners meer begraven. De begraafplaats is nu als monument geklasseerd.
Boerderij van Noedlinge met de stokoude linde die op zijn retour is.
's Zomers is de boom wat 'dicht gegroeid' door laag gebladerte.

> Junker Dietz en de witte duif. <


> Het hof van Noedlinge is het decor van de legende van Jonkheer Dietz (Junker Dietz). Deze legende is gebaseerd op personen die effectief op het domein hebben geleefd. Junker Dietz heette eigenlijk Henri-Charles de Bessay (1705 -1776).
Lang geleden leefden er op het domein van Noedlinge een ongehuwde jonker en zijn zuster. Ze bezaten zowat alle akkers, velden en bossen aan de horizon, zelfs tot Clémency. Ondanks hun geld en rijkdom waren de 2 gemeen vrekkig en het harde leven van de arme landboeren van de streek liet hun totaal onverschillig. Ook godsvruchtigheid kenden ze niet, ze gingen nooit naar de kerk. De zuster van de jonker bestierde met strenge hand het dagelijkse huishouden. Junker Dietz daarentegen bracht zijn dagen door in de bossen, de valleien en op de heuvels: Hij was bezeten van de jacht. Zijn opzieners hielden ondertussen nauwlettend het werkvolk op de velden in de gaten. O wee als ze één van de arme boeren op het veld niet zagen doorwerken. Van alle dagen in de week koos Junker Dietz er voor om net op zondag te jagen, als andere mensen hun godsdienstige plicht vervullen door de kerkdienst bij te wonen. Zijn favoriete jachtgebied was een weide die omringd was langs 3 zijden met bos, gelegen niet ver van Clémency, de zgn ‘Junkerwiese’. De wrede gierigheid, onverschilligheid en het goddeloze leven van de jonkheer en zijn zus gaf nogal wat aanleiding tot achterklap in het dorp. “Die 2 eindigen nog in de hel, dat God medelijden mag tonen met deze, door de duivel bezeten, zielen” werd hoofdschuddend gepraat. Op een zondag, terwijl de dorpelingen hun kerkplicht vervullen, maakt Junker Dietz zich klaar om in jachtuitrusting zijn erf te verlaten. Plots vliegt er een sneeuwwitte duif langs. Hij richt zijn geweer en haalt de trekker over. De duif vliegt verschrikt op en fladdert naar de andere kant van de hoeve. Enkele gevallen pluimpjes en een paar druppels bloed verraden echter dat de duif geraakt is. Er zich van verzekerend dat Junker Dietz haar zal volgen vliegt de duif richting Junkerwiese, in de buurt van Clémency. Verder geraakt de stervende duif niet meer. Met een paar laatste vleugelslagen bereikt ze, helemaal uitgeput, nog net de eerste boom bij de Junkerwiese. Junker Dietz aarzelt niet en knalt de duif af. Ze valt voor zijn voeten. Stervende kan de duif hem nog net het volgende zeggen: "Weet goed, gij die de mensen en dieren mishandelt, dat ik hier ben om je dood aan te kondigen. Als straf voor je wreedheid en je goddeloosheid word je een duivelse jager, veroordeeld om voor eeuwig over bergen en dalen te dolen.” Junker Dietz schrikt van die woorden. Hij laat de dode duif, een ongeluksbode, achter ter plaatse. Hij zwerft de rest van de dag doelloos rond, verward en bezeten van angst. Het is al laat als hij weer zijn kasteelhoeve bereikt.
Vloekend, tierend en grommend over de onheilsvoorspelling die over hem is uitgesproken wil hij zijn erf betreden. Binnen geraakt hij echter niet meer. Als door de bliksem getroffen valt hij op de grond. Dood. Niet veel later sterft ook zijn zuster een even plotse dood. Door hun aardse, zondige en onbarmhartige leven zouden de zielen van de 2 nooit rusten vinden. Sinds hun dood zijn ze eeuwig verbonden met de plaats waar ze zo slecht hebben geleefd. Elke nacht, naar Gods believen, zou de vrouw weer verschijnen, een witachtige schim die als een vale schaduw langs de gevels van de hoeve zwerft, dolend over het erf of dwalend door de tuin, een schrikwekkende verschijning voor de dorpsbewoners. Tijdens stormachtige nachten met donder en bliksem kan je nu nog vreselijke geluiden horen: Schrikbarende trillingen, angstaanjagend gekerm, komend uit het geruis van de bossen en het geraas van de storm. De gedempte hoefslag van paarden, zweepslagen, verketterend gevloek, geblaf van dolle honden en geschetter van een jachthoren: Het is de veroordeelde jager Junker Dietz op drijfjacht, onzichtbaar en demonisch, in zijn terreinen van Clémency, Messancy, Athus en zelfs tot in Lamadelaine. Als het jachtseizoen in de streek er aankomt dan trekken zware donkere wolken samen aan de hemel, beginnen de huizen te trillen en de vensterluiken dicht te slaan. De nachtelijke reiziger of late wandelaar over GR 570 haast zich om een kruisteken te maken in de hoop heelhuids door de duivelse jacht te komen...
Oud kalkstenen calvariekruis bij het verlaten van Guerlange
(langs GR 570)
> Een eerste eenvoudige kerk zou dus kunnen zijn gebouwd rond de 5de of 6de eeuw. Er bevond zich met zekerheid een kerk in 1337, het gebouw zou daarna nog vaak zijn verbouwd of heropgebouwd. Van het gotische bouwwerk uit 1337 is enkel nog een typisch venster merkbaar.
> Guerlange bleef altijd een klein dorp. Doorheen de middeleeuwen mag men aannemen dat er nooit meer dan 100 inwoners waren. Door een pestepidemie in 1636 bezweken zelfs alle leden van de enkele gezinnen die er toen nog woonden. In de 18de eeuw dan weer bereikt het inwonersaantal van Guerlange 300. Landbouw was hier altijd de hoofdaktiviteit, tot in 1872 de grote staalfabriek van Athus opstart. Guerlange komt, ondanks de grensligging, vrij goed uit beide wereldoorlogen. De sluiting van de fabriek van Athus een eeuw na haar oprichting, was een economische ramp voor de regio. Ondertussen is men van deze ontwrichting al lang hersteld. Het dorpje ligt nu in de meest welvarende regio van Wallonië. Velen pendelen dagdagelijks de grens over om in Luxemburg hun boterham te verdienen. Vandaag zijn er nog twee boerderijen gevestigd en is het dorp wat geëvolueerd naar een residentieel slaapdorp. Tot 1977 behoorde Guerlange tot Messancy. Bij de gemeentefusies van 1977 kwam Guerlange bij Aubange. Letzebuergesch is hier altijd de volkstaal geweest, de verfransing vond vooral plaats in de 2de helft van 20ste eeuw.
> Nog opvallend in Guerlange zijn een aantal prachtige oude calvariekruisen. Je passeert er een drietal, bij de kerk, bij het oude kerkhof en bij het verlaten van Guerlange. Ze dateren uit de 17de en 18de eeuw. Voorbij de kerk kom je wat later langs een oude begraafplaats met funeraire monumenten uit vervlogen eeuwen. Hier stond ook de oorspronkelijke kerk. Er rest nog een stuk sacristie van het oude gebouw. Het kerkhof kun je niet bezoeken, het hekje is met een slot vergrendeld, je moet het dus stellen met over de kerkmuur kijken. In de rechterhoek staat ook hier een oud calvariekruis.
> Als je het bos binnenkomt neem je bij een vorksplitsing links en daarna dadelijk het eerste pad rechts. Verderop in het bos moet je nog 2 X rechts gaan om bij de kapel van Notre Dame du Chêne te komen.