Startpagina > Wandelen > GR 129 Dwars door België
Torgny, kapel en kluis OLV van Luxemburg
Langs de Z-vijvers, Sentier des Songes
Notre Dame du Bonlieu
Niet langs GR 129: Buzenol - Montauban: historische site
Knikkend nagelkruid
Niet langs GR 129, oude smederijen van Buzenol
Cuisine Sauvage
Rustplek Les éperons barrés
La Croix Cloutière
Schaafstro
Brugje over de Ruisseau de la Neuve Forge
Blauwe knoop
Kalkgraslanddikkopje
Eik Vièrge Jacques
Onderweg naar Fourneau David
Stoofmodel Châtillon
> Nog een kilometer verder draait GR 129 naar rechts en licht stijgend de rustige vallei uit tot bij de weg Vance - St-Léger. We kruisen deze weg, aan de andere kant wandelen we verder door het bos van Saint-Leger, aanvankelijk nog op niveau en onderweg negeren we paden die naar rechts aftakken. We zetten een korte daling in en komen bij de grote vijver van Fourneau David. Ik had gehoopt om hier te wildkamperen maar dat was geen goed idee. Blaffende honden en omheining verzekeren de eigenaar ervan dat hier geen vreemdelingen komen. Van de oude mijninstallaties blijkt zowat alles de voorbije jaren te zijn opgebroken.
> Het verhaal van Fourneau David kent aanvankelijk een gelijkaardig verloop dan dat van de vele andere centra van ijzersmelterijen die we onderweg al passeerden. Vooral in de 17de en 18de eeuw was er een intensieve ambachtelijke nijverheid. De ovens waren gewoonlijk eigendom van grotere complexen (Les Epioux, Pont d'Oye). In de eerste helft van de 19de eeuw ging het ook hier sterk bergaf met de toen verouderde nijverheid. Terwijl op andere sites (zoals Pont d'Oye) eerder werd gedacht aan reconversie naar andere industriële aktiviteiten ging men hier in Fourneau David de weg van specialisatie op. Zo werd er in 1829 een fabriek voor spijkers opgericht. Spijkers op laag water, want de fabriek bleef wel bestaan maar deed het niet denderend.
> In 1871 kocht de industrieel Jean-Baptiste Glaesener de fabrieken om er - tegen de tijdsgeest van de modernere fabrieken in Halanzy en Musson in - een klassieke smelterij in te richten. Bij zijn dood nemen zijn twee dochters het heft in handen en slaagden er in om de fabriek te doen herleven dankzij hun succesprodukt: een gietijzeren stoof in etages, ondersteund door kolommen. Het stoofmodel 'Châtillon' neigt in feite al wat naar radiatoren, maar ze waren ook uitstekend geschikt om op te koken. In het begin van de 20ste eeuw wordt de fabriek weer verkocht. Jarenlang worden er nog stoven en andere gietijzeren produkten vervaardigd. De fabriek overleeft ook nog beide wereldoorlogen en sluit pas in 1966 de deuren. Het feit dat industriële aktiviteit in Fourneau David veel langer kon blijven bestaan dan op de meeste sites die we passeerden, heeft wellicht ook te maken met de relatief goede ontsluiting van Fourneau David. Vlakbij liep immers een spoorlijn, evenals de snelle weg naar Aarlen.
Langs de Ton
Croix des Aisements
Groot geaderd witje
> Tegenover de toeristische dienst (waar je heel wat wandelbrochures en -gidsen vindt) zie je een merkwaardige totempaal. In de jaren '50 en '60 van vorige eeuw logeerden honderden overzeese soldaten met hun familie in de regio, ze werkten voor NAVO op de luchtmachtbasis van Marville (Fr). Als afscheidsgeschenk aan de streek schonken de Canadezen in 1967 deze totempaal aan de stad Virton.
> Het musée Gaumais is absoluut een bezoek waard als je geïnteresseerd bent in de geschiedenis van de Gaume. Het bevindt zich in een 17de eeuws recolettenklooster, hoewel een deel van het gebouw wel sterk werd gemoderniseerd. Je treft er ondermeer een interessante archeologische collectie aan (zoals de Trevierensteen van Montauban-Buzenol). Verder nog een kunstcollectie van Gaumse landschappen, produkten van de verdwenen Gaumse ijzerertindustrie, folklore en andere heemkundige zaken.
> We zijn inmiddels in het grote Woud van Virton beland en wandelen tot bij een mooie eik met een boomkapelletje (overdekte rustbank). Het is je onderweg misschien opgevallen dat we in een vrij rechte lijn wandelden, wellicht gaat het hier over een erg oude weg die Croix-Rouge met Virton verbond en mogelijk ook een pelgrimsweg was naar de verdwenen priorij van Bonlieu (waar we straks passeren).
> Het boomkapelletje voor Onze-Lieve-Vrouw van Bonlieu dateert uit de 19de eeuw. De eik zelf is dan ook minstens 150 jaren oud maar de verharding rondom zijn wortelstelsel is mogelijk nefast voor zijn toekomst. De legende verhaalt over een inwoner van Virton, een zekere Jacques Quinet, die met zijn paardenkar op de terugweg was uit Etalle. Onderweg werd hij verrast door een vreselijk onweer en hij zweerde hier een Mariabeeld te plaatsen als hij behouden in Virton zou arriveren, wat gebeurde.
> Enkele inwoners van Virton komen hier op het moment dat ik passeer wat beschutting zoeken, niet tegen onweer, maar tegen de brandende zon. De dreiging van onweer lijkt weg te ebben. Misschien zat onze beschermheilige er hier voor iets tussen?
> Ter hoogte van een rustbank en een mooie boom (haagbeuk ?), steken we de ringweg N851 over. We laten nu de urbanisatie van Virton achter ons. De blauwe hemel is ondertussen zwanger geworden van zware wolken waar weleens een warmte-onweer uit zou kunnen worden geboren. Rechtuit over het asfaltweggetje dat rustig doorstijgt naar een GSM-antenne. Voorbij een volgende antenne moet ergens aan de rechterzijde het herdenkingsmomument of kruis van Vierge Jacques staan, maar ik vond het niet dadelijk.
> Even later arriveren we bij de bosherberg van Les Zigomars. Bij deze merkwaardige plek hoort wat uitleg. Hier huist de broederschap Les Zigomars en dat al sinds 1923! In 2023 vierden ze hun honderdjarig bestaan. Een merkwaardige broederschap die hier elke zondag een café opent midden in het bos. 's Winters is het café wel beperkt open.
> Je kunt er een Orval drinken en op 1 mei is het groot feest, 'compagnie Z' serveert er dan zijn traditionele erwtensoep of de nieuwe Zigomar. Dat is een drankje op basis van cider en de plant lievevrouwbedstro. Een variant dus op wat in het diepe zuiden van België ook bekend is als de Maitrank.
> Bij de eik van Vierge Jacques nog steeds rechtdoor, helaas is deze bosweg helemaal nodelaas geasfalteerd. We zijn inmiddels op een hoogte rond 350 meter en komen langs enkele rustbanken bij de drukke verkeersweg Etalle - Virton (N87). Hier is ook een afslag voor de camping Vallée des Rabais (op 1800 meter zegt het bord). Vlakbij is een bosparking met overdekte picknickhut. We komen hier even op het traject van de Transgaumaise maar steken de N87 niet over en lopen er ook niet langs. Hier nemen we de tweede weg rechts, een onverharde weg die door het arboretum van Virton loopt. Voor de leek lijkt dit arboretum wat te zijn versmolten met de rest van het bos maar de geïnteresseerde dendroloog merkt hier wellicht bijzondere bomen tussen.
> Na zowat 600 meter moeten we links een niet zo duidelijk pad op, tussen enkele stevige beuken. Het daalt ongewoon snel en ruw van de cuesta af, kruist een beekje en loopt dan vaag rechtdoor. Mogelijk is het in deze omgeving soms behoorlijk drassig. Over wat gras bereiken we een grotere bosweg en gaan daar rechts. Let goed op de padmarkering in deze omgeving.
> In een boulangerie heb ik even de voedselvoorraad aangevuld en meteen ook nog maar een terrasje meegepikt in de buurt, er komt nog weinig drinkgelegenheid verderop over GR 129. Het traject van onze tocht Dwars door België steekt niet het kerkplein van Virton over maar houdt onmiddellijk rechts aan om door de Grand'Rue te lopen (winkels). We wandelen deze straat uit, kruisen een weg en vervolgen rechtdoor in de Rue des Combattants. Deze draait wat en loopt langs het kerkhof waar we rechtsaf mee de kerkhofmuur volgen, we zijn nu in de Rue Saint-Roch. Deze wisselen we al snel in door rechts de stijgende Rue d'Orvillers in te slaan.
> Ook als het café gesloten is, vormt de omgeving een aardige rustplek. Er is een bronnetje en er zijn picknickbanken. Het toeval wil dat de bosherberg net open is als ik er passeer. Een onverwachte meevaller, even bijtanken met een Orval en bij wilde verhalen uit de Gaume die de Z-leden vertellen. Als ik mijn drinkbus wil bijvullen met water uit de bron vertellen ze me wel dat dit water eigenlijk niet drinkbaar is.
> Het pad loopt langs de herberg en houdt dus het beekje en de opeenvolgende smalle vijvertjes aan de rechterzijde, ze worden gevoed door de bron waar ik water aftapte. Een mooi pad dat door de stille vallei loopt. Sinds 2015 vind je hier ook het 'Sentier des Songes' of 'het dromenpad', een wandelpad in het kader van het wandelproject 'La Lorraine Gaumaise', waarbij kunstwerken uit natuurmaterialen opgaan in de onmiddellijke omgeving.
> In de OLV-kapel tref je ook nog enkele andere heiligenbeelden aan, ze zijn één of andere wijze met de streek of zijn geschiedenis verbonden. Zo ook een beeld van Sint-Donaat, beschermer tegen blikseminslag. Op 4 augustus 1687 werden twee inwoners van Torgny dood gebliksemd en vier jaren later was het de beurt aan de pastoor. Reden genoeg dus voor de inwoners van Torgny om Donaat te vriend te hebben...
> De nacht valt nu snel en ik besluit dan toch maar om hier langs de RAVeL mijn tent recht te trekken, ondanks de vele muggen, de boom met lekkend 'bladluissnot' en de vele steekvliegjes. Een wandelende familie komt nog goeiedag zeggen maar daarna val ik als een blok in slaap na zo'n lange wandeldag.
> Bij het einde van de vijver volgt GR 129 links een paadje dat even omhoog loopt in het bos en in het verlengde daarvan hoogte houdt. In dit verwilderd bos groeit nogal wat Amerikaanse eik. Je merkt hier ook nog resten van oude mijnontginningen en groeven. Het wandelpad loopt wat op en af, ondermeer door een perceel dennen en uiteindelijk bots ik op een stuk RAVeL, de oude spoorlijn tussen St Léger en Châtillon. Ik ben nu kort tegen Châtillon.
> GR 129 volgt nu langere tijd een rustig asfaltwegje dat langs akkers naar het Bois de Guéville loopt. Bij de bosrand bereiken we het Croix des Aisements (rustbank). We zijn hier op ongeveer 330 meter hoogte en lopen over de oude weg van Montmédy naar Longwy.
> 'La Croix des Aisements' is een typisch veldkruis waar de boer, onderweg naar zijn veld, halt hield om het Angelus te bidden. Torgnys landbouwareaal bestond uit kortbij het dorp gelegen privé-gronden enerzijds, en verder weg gelegen gemeenschappelijke terreinen ('aisances') anderzijds. Die laatste gronden werden vooral bewerkt door de armere boeren van Torgny. De kwaliteit van deze grond was ook niet zo denderend: droog, slechts een dunne vruchtbare bovenlaag en dan nog afgelegen.
> Op het kruis zijn een paar data te merken, nogal verweerd: '158X'. en '1777'. Merkwaardig is ook de cilindervorm van de kruisarmen. In 1936 kwam de pastoor van Torgny zwaar in de schulden door de kosten van de feestelijkheden voor het 300-jarig bestaan van de kapel van Torgny. Om de financiële put te dempen, verkocht hij het veldkruis. Het werd later bij een stenenhandelaar van Saint-Mard terug gevonden en weer op dezelfde plaats van vroeger gezet. Het kruis werd ook een tijdlang 'Croix Jamin-Poupart' genoemd, naar de namen van twee inwoners van Torgny die hier aan de voet van het kruis een vondeling ontdekten.
> Over GR 129 vervolgen we dus de andere richting uit, langs de kluiskapel voor Onze-Lieve-Vrouw van Luxemburg, langs de zogenaamde 'escargots' en langs een 'Croix de mission'. De kluizenaarskapel gaat waarschijnlijk als 'pestkapel' in de geschiedenis terug tot de 17de eeuw, toen een pestepidemie ook in Torgny een echte ravage teweeg bracht: in 1636 werden zowat 180 inwoners, of tweederde van de dorpsbevolking, uitgeroeid door de pest. De eerste kapel was wellicht wat kleiner en net zoals nu was ze voorzien achterin van enkele bijgebouwtjes. Daarin woonden lange tijd kluizenaars.
> De laatste kluizenaar verliet het oord in 1792 naar aanleiding van revolutionaire troebelen. Voorlopig althans. Nadien kwamen er toch weer kluizenaars. De meest ondernemende onder hen was Dominique Schmit, die rond 1840 de kluis verbouwde. Hij liet tegenover de kapel ook twee vreemde, spiraalvormige heuvels optrekken (bijgenaamd 'les escargots'). Daarvan blijft er vandaag nog één over. Waarvoor ze bedoeld waren is wat onduidelijk, waarschijnlijk voor religieuze beeldenverering. In 1975 kwam zuster Marie-Bernard er wonen. De kluizenares vierde haar 100ste verjaardag in 2022 maar overleed nog datzelfde jaar.
> De kapel van OLV van Luxemburg was ook een bekend pelgrimsoord in de streek. Met name jonge vrouwen die niet onmiddellijk een echtgenoot vonden, kwamen hier hulp afsmeken. Ook zwangere vrouwen kwamen hier bidden voor een voorspoedige bevalling.
> Verderop krijgen we langs de bosrand een mooi uitzicht over de valleien van Vire en Ton waarin Saint-Mard en Virton liggen. De 'Gaume-hoofdstad' komt in zicht. We bereiken nogmaals de N875, kruisen hem schuin deze keer en nemen een wegje links. Na 150 meter rechts over een nogal overgroeid graspad langs een haag om daarna de drukke weg rond Virton (N811) te kruisen. Aan de overzijde pikken we het baantje van daarnet weer op om verder te dalen met als richtpunt de kerk van Saint-Mard.
> Eens op asfalt lopen we over een wijkstraat meteen het centrum van Saint-Mard binnen (alle horeca en winkels). Tegenover het voormalig gemeentehuis stop ik even in een brasserie-café voor inwendige versterking. Ik zat immers al even zonder bevoorrading. Een spaghetti en een paar pinten later ben ik helemaal klaar om het centrum van Virton in te trekken. Eerst de brug van de Vire over maar niet de brug van de Ton die er dadelijk op volgt.
> Voor de Ton rechts een onopvallend pad langs de rivier. Dat arriveert op de Square Canadien waar we opnieuw een onopvallend pad kiezen door Vieux-Virton langs de oever van de Ton. Het kan wat overgroeid zijn en leidt naar een spoorbrug met kleine bogen, ze behoort tot de spoorlijn Libramont - Athus. Niet de Ton over, we wandelen onder de brug rechtuit verder over een gebetonneerd fiets- en wandelpad. Op een V-splitsing wat verder, kiezen we linksvoor en op de verkeersweg links.
> We zijn toe aan de voorlaatste etappe van GR 129 - Dwars door België - maar er liggen toch nog zowat 70 kilometers voor ons. Aan de roze hoeve, in het centrum van Torgny, pik ik aan voor het begin van deze derde en laatste Gaume-etappe. Vroeg op pad want ik wil nog eens op verkenning door het natuurreservaat Raymond Magné om er vlinders te bekijken en te fotograferen. We passeren over GR 129 immers voor een tweede keer langs dit boeiende natuurreservaat (zie ook vorige etappe).
> Eerst even Torgny uitklimmen, via de wasplaats, de Rue de l'Escofiette en de stevig oplopende Rue de l'Ermitage.
> Ook qua flora is deze omgeving bezonder, de bosbodem is hier nogal redelijk kalkhoudend. Met name knikkend nagelkruid steelt hier de show in de lente. Deze plant met buigende bloem is in de Belgische natuur erg zeldzaam maar hier in de Gaume bloeit hij op enkele plaatsen overvloedig. Andere vegetatie die je aantreft en meer algemeen is, zijn ondermeer salomonszegel en zwartblauwe rapunzel.
> Onderweg ook een overvloed aan rust- en picknickbanken, waarvan sommige overdekt zijn. Ongeveer 1 km van de Z-plek en ter hoogte van zo'n picknickhut gaan we links, dadelijk rechts en weer links om licht stijgend een ander beekvalleitje te volgen, dat van de Ruisseau de Rabais.
> Aan de linkerkant, op 50 meter, staat een volgende picknickhut. Verder zie je in de kapelomgeving een herdenkingskruis voor boswachter Michel Gennart, een oorlogsherdenkingsplaat en een bomenparkje waarin voor elk dorp van de streek een boom is vertegenwoordigd.
> Even de kapelklok getest, zoals iedereen hier doet en dan verder rechtdoor (niet links dus). Maar voor even, al na 50 meter kiezen we rechts een onopvallend maar sterk stijgend pad. We zitten hier duidelijk langs de scherpe kant van zo'n typische Gaume-cuesta. Hogerop wordt de klim wat vriendelijker en op een groter pad gaan we links.
> We dalen weer geleidelijk wat en kruisen de nogal drukke weg Bellefontaine - Ethe (N879). Aan de overzijde even opletten, er takken immers verschillende paden af en de padmarkering is mogelijk niet zo duidelijk. Niet het meest parallelle pad met de verkeersweg nemen maar lichtjes links een pad opgaan dat wat gaat dalen. Na 250 meter kiezen we rechts een iets breder pad. We draaien wat door bos en bereiken ter hoogte van de bosrand een asfaltweg. Rechts ligt een centrum voor bosklassen of zoals de naam zegt 'un centre de depaysement et de plein air'.
> Links de asfaltweg op, volgen tot op een gebetonneerd RAVeL-pad in de buurt van het voormalige treinstation van Buzenol, nu woonhuis met er tegenover een overdekte picknickhut (links langs RAVeL). Heb je de tijd (enkele uren) dan kun je de asfaltweg nog 1 km volgen tot bij de fotogenieke ruïnes van de voormalige ijzersmederijen van Buzenol en de merkwaardige galloromeinse site van Montauban.
> Op een hoogte (of beter een laagte) van 245 meter, dalen we scherp links in de intieme vallei van 'Het Klare Water', Laclaireau. Hier stroomt de Ruisseau de la Neuve Forge. We wandelen hier in deze eenzame vallei langs typische maar zeldzaam geworden natuur van de Gaume. Aan de linkerzijde vloeit een 'cron' uit de valleiwand, dat is een bron van sterk mergelhoudend water. Errond vormt de mergel kalktuf. Ook hier weer bijzondere planten, zoals knikkend nagelkruid in de lente en tijdens de late zomer / vroege herfst merk je zeker blauwe knoop. Op een zomerse dag is deze vallei vol wilde bloemen een paradijs voor heel wat soorten vlinders en insekten.
> Het aangename, bijna vlakke pad loopt naar een wed in de beek. Net daarvoor vind je aan je rechterzijde een houten brugje om de beek te kruisen. Iets verder langs het bloemenrijk pad is een V-splitsing en daar nemen we de stijgende linkse tak, die door donker dennenbos gaat lopen.
> Gewoonlijk ligt dit pad er erg nat bij, het is namelijk ook de bedding van een beekje, waarvan we de bron wat hogerop tegen komen. Daarna wandelen weer over een droog pad naar een V-splitsing waar we de rechtertak nemen.
> Op een einde van een groot perceel jongere dennen komen we langs het Croix Cloutière (rustbank). Het kruis staat opgesteld langs een lang geleden druk gebruikt oud ezelpad tussen de smeltovens van Fourneau David en de smederij van Laclaireau. Het is hier dat op zekere dag spijkerdraagster Catherine Ledent werd doodgeschoten in de nasleep van spanningen als gevolg van de Franse Revolutie. De vrouw was vrijwel doof en hoorde daardoor de bevelen niet van een Franse schildwacht, die haar wou tegenhouden, waarop die haar dan neerschoot.
> Zowat 400 meter voorbij dit kruis moet je even opletten, want hier is een trajectwijziging die niet in de topografische gids van GR 129 staat. Volg dus goed de GR-tekens.
> We blijven aan de rechterzijde van de Rouge Eau wandelen en bereiken verderop een asfaltweg die we even rechtuit volgen. Na enkele tientallen meters volgen we rechts een steenslagweg richting 'La Cuisine Sauvage'. Deze vlot wandelende weg, die nog steeds de Rouge Eau volgt, laat verderop een andere steenslagweg links liggen en blijft in hetzelfde dal.
> We bereiken in een bocht de chalet 'Cuisine Sauvage'. Hier op deze plek, afgelegen in de stille vallei van de Eau Rouge staat al bijna 50 jaren een chalet. Het was een initiatief van de jeugdbeweging Patro Saint-Louis uit St-Léger. Patro is een jeugdbeweging die in Wallonië wat de tegenhanger is van de Vlaamse Chiro. De schuilhut werd gebouwd door ouders en sympathisanten als onderkomen bij slecht weer. Al snel groeide de hut echter uit tot een populaire picknickplaats op zondagnamiddag. Verkoop van braadworsten en drank helpt ook de clubkas van de patronnés spijzen, waarmee dan weer de kampen kunnen worden betaald. Dat gaat zo flink wat jaren door tot het initiatief doodbloedt.
> In 1987 nemen een aantal oud-patro's het idee om de chalet te heropenen weer op. Ze richten een vzw op en na herstellings- en aanpassingswerken is het zover in 1988. De braadworsten en drank dragen nu bij tot het onderhoud van de chalet en de omgeving. Veel kans dus dat, als je hier passeert tussen 15 en 20 uur op een zondagmiddag van juni tot september, je in de mooie vallei van de Rouge Eau even kan verpozen.
> We wandelen niet tot een T-sprong maar gaan enkele tientallen meters ervoor een pad links nemen en blijven dus ook niet op hoogte maar gaan afdalen in de vallei van de Rouge Eau. Die daling wordt al snel wat sterker, onderweg komen we langs het uitzichtpunt 'Les Eperons Barrés'. De naam houdt verband met de oude versterkingen die de Kelten op de rotsige uitsteeksels in de omgeving bouwden. Het uitzichtpunt met ligbank werd ingericht in 2015 als rustplek langs de langeafstandswandelingen van La Lorraine Gaumaise. Vanop een ligbank kun je er uitkijken over de sterk beboste en o zo rustige vallei van de Rouge Eau.
> Beneden in de vallei, waar verschillende beken samenkomen, gaan we rechts maar niet de brug over. In deze omgeving kan de vallei massaal zijn begroeid met schaafstro, een merkwaardige plant die elders in België zeldzaam is maar hier massaal voorkomt. Schaafstro is al minstens sinds de middeleeuwen bekend voor een aantal huishoudelijke toepassingen, met name als schuurmiddel ('schaven'). De stengels zouden kwartskristallen bevatten.
> De kale staakjes werden samengebonden als biezen om er gebruik van te maken als schuurspons. Erg succesvol blijkbaar want in de 19de eeuw ontstond er in Nederland een zekere commerce in dit soort luxeschuursponzen. Ik heb het niet geprobeerd, maar doortrekkers langs de GR 129, die na meer dan 500 km toe zijn aan een sessie nagelvijlen, kunnen een stengel schaafstro eens uitproberen als nagelvijl. Het zou naar het schijnt erg effectief zijn.
> Verder heeft de merkwaardige verschijningsvorm van schaafstro geleid tot volks bijgeloof: bovengronds is deze paardenstaartvariant amper ontwikkeld, ondergronds heeft hij echter een heel net aan worteltjes die naar alle kanten uitwaaieren. Slaag je er in het uiteinde van de plant te pakken te krijgen dan zou je daaraan als beloning een gouden ring moeten aantreffen...
> Ergens op de rechterkant staat hier het Croix Renson maar ik ben er voorbij gewandeld zonder het op te merken. Dit oorlogskruis herdenkt drie Franse militairen die hier in de omgeving sneuvelden op 22 augustus 1914: Ranson, de Malterre en Fournier. De namen op het kruis schijnen niet echt overeen te stemmen met die van de gesneuvelden. Ranson was luitenant en in de periode van WO I werd zelfs na de dood nog dat onderscheid in rang en belang behouden, vandaar ook dat hij eerst staat en het kruis zijn naam draagt. Misschien zou er zelfs geen kruis zijn geplaatst, indien het om drie 'gewone' soldaten zou zijn gegaan.
> Op een padenkruispunt gaan we links om nog verder te stijgen door het Bois de Signeulx, zo bereiken we uiteindelijk een hoogte van rond 335 à 340 meter, dat is bijna 100 meter hoger dan de vallei van Laclaireau.
> GR 129 gaat ter hoogte van Buzenol-station echter naar rechts de RAVeL volgen, de bedding graaft zich al snel enkele meters in. Dit is de oude spoorlijn L155 Marbehan - Ethe - Virton. Al in 1988 werd deze RAVeL aangelegd, hiermee één van de oudere RAVeLs van Wallonië dus maar niet zo oud dan het stukje Ste-Cécile -Muno van spoorlijn 163a (1982). Dit is dezelfde RAVeL waarover we tijdens de vorige etappe ook naar Lamorteau wandelden, al is het niet zo dat je in een stuk tot daar kunt doorfietsen, er zitten wat onderbrekingen tussen.
> Na anderhalve kilometer is het uitkijken om een onopvallend paadje aan onze linkerzijde niet te missen. Het klimt uit de bedding en door het Bois de l'Acquet. De bosbodem is hier voedingsrijk en is bovendien licht kalkhoudend, wat resulteert in een bijzonder rijke kruidlaag. Zo groeien uitbundig eenbes en meiklokjes. De omgewoelde aarde wijst er op dat hier ook nogal wat everzwijnen rond struinen. Het pad verbreedt, wordt grassig en draait geleidelijk pal naar het zuiden. Op een V-splitsing gewoon rechtdoor, het pad wordt nu hol en gaat stilaan sterker dalen.
> Jammer dat GR 129 - Dwars door België - ons niet meeneemt langs Buzenol - Montauban. Die plaats heeft iets magisch mysterieus en de natuurlijke omgeving is er biezonder mooi. Drie interessante bezienswaardigheden:
> De prehistorische en middeleeuwse vestingheuvel Montauban. Infoborden ter plaatse verklaren het boeiende verhaal van Montauban, zijn middeleeuwse wallen, de Trevierenmaaimachine en de legende van de Vierheemskinderen. Er is ook een transparant historisch museum.
> In het dal ontdek je de fotogenieke ruïnes en restanten van oude ijzersmederijen, inclusief toevoerbeekjes, een watermolen en vijvers.
> Achter de site van Montauban ontspringen mergelhoudende bronnen (of 'crons' zoals ze dat hier noemen) met kalktufafzetting. Typisch Gaume.
> Veel meer uitleg over deze merkwaardigheden vind je in het wandelverslag van La Gaume Buissonnière.
> Dit mooi pad arriveert na een tijd bij de Chapelle du Bonlieu. De kapel is gelegen op de plek waar eeuwenlang een Maria-verering was en dus pelgrims kwamen, mogelijk al sinds de 11de eeuw. Bonlieu lijkt nooit te zijn uitgegroeid tot een groter religieus geheel, mogelijk was er een priorij of eenvoudiger, een kluizenaarswoning met kapel. Feit is dat het oord ook voorkomt op de kaarten van Graaf Ferraris uit eind 18de eeuw. Wellicht werd het oord onbewoond en afgebroken ten tijde van de Franse Revolutie. De huidige kapel werd heropgebouwd in 1943, ter gelegenheid van een Mariajaar.
> We vervolgen over de asfaltweg en wandelen - nog steeds licht stijgend - het Bois de Guéville binnen. Na een goed kwartier in het bos komen we op een open plek waar we links vervolgen. Enkele everzwijnen kruisen er mijn pad. Op de V-splitsing 10 minuten later, kiezen we de linkse tak. Een kruispunt verderop werd gemarkeerd met een overdekte picknickbank. Niet rechts hier (de langeafstandsroutes La Gaume Buissonnière en Transgaumaise gaan wel rechts) maar rechtdoor over wat op een oude steenweg lijkt.
> Inmiddels hebben we over gespreide afstand een hoogte bereikt rond 390 meter. Op de verkeersweg Virton - Frankrijk (N875) gaan we links deze weg over zowat 600 meter volgen, dan rechts een stenig boswegje op dat daalt langs een GSM-antenne.
Repaire des Zigomars, boscafé
Afdalen naar Saint-Mard en Virton
Virton, Sint-Laurentiuskerk
Virton, Canadese totempaal
Virton, 'Hôtel de Ville'
> Hoewel Torgny het meest zuidelijke dorp is van België, trekken we nog heel stuk verder door deze uithoek. Ook deze etappe van GR 129 - Dwars door België - loopt geheel door de zuiders aanvoelende Gaume. We zullen trouwens na een lange boswandeling ook afdalen naar 'de hoofdstad' van de Gaume, de stad Virton. Vandaaruit trekken we voor langere tijd de natuur in, door uitgestrekte loofwouden en langs geologische merkwaardigheden en zeldzame flora die typisch zijn voor de Gaume. Helaas ligt de bijzonder fotogenieke omgeving van Montauban / Buzenol niet langs ons pad maar het is zeker een ommetje waard. Via de intieme beekvallei van de Ruisseau de la Neuve Forge, zoekt onze wandelroute beboste hoogten op tot in de buurt van Châtillon.
> Te Torgny is een café-restaurant en in Saint-Mard en Virton vind je uiteraard alles aan bevoorradingsmogelijkheden. Eens weg uit Virton kom je nog weinig bewoning tegen, vooral bos. Virton is het transportcentrum van de streek. Het treinstation van Virton ligt in Saint-Mard en je kunt er sporen naar ondermeer Florenville en Halanzy. De Tec-bussen maken het openbaar verkeersnet een stuk fijnmaziger maar op sommige lijnen (zoals die naar Torgny) is de frequentie schaars. Châtillon ligt langs de verkeersweg van Aarlen naar Virton, er passeren frequent bussen.
> Virton is met zijn 11.000 inwoners zowat de onofficiële hoofdstad van de Gaume. Dit zuidelijke stadje is wellicht gallo-romeins van oorsprong. Over de eeuwen heen kwam het stadje talloze malen onder nieuwe bezetters. Tot vandaag is er in Virton nog een grote sympathie voor de Franse buur merkbaar. Dat was al zo in de 19de eeuw en dat werd nog versterkt in de 20ste eeuw, toen het Franse leger bij de Wereldoorlogen de Gaume kwam mee verdedigen tegen de Duitse invasies en dat ten koste van heel wat gesneuvelden in eigen rangen. In Virton heeft men dus geen 'mairie' (gemeentehuis) maar een 'hôtel de ville', zoals in Frankrijk. Naar het schijnt wordt er bij officiële plechtigheden naast de Brabançonne ook de Marseillaise gespeeld. Hier zou Yves Leterme zich thuis voelen!
> Opnieuw ontmoeten we de snelstromende Ton, we nemen er rechts een mooi buurtpaadje (Rue des Tanneries) met aan de overzijde van de Ton een rij huizen verbonden met bruggetjes. Op het einde van die huizenrij gaan we links de Ton dan toch over om het hart van Virton binnen te lopen via de Rue de l'Abreuvoir. Bij een kruispunt wat hoger nemen we rechtsvoor Rue des Fossés, dan de eerste links, de gekasseide Rue Basse. Helemaal op het einde daarvan bij een rustbank rechtsaf, Rue de la Poste en snel links in de Rue des Remparts tot op het kerkplein van Virton. Het plein heeft heeft iets Italiaans met zijn classicistische kerk, kassei en kleurrijke gevels.
> Ten zuiden van Virton vloeit de Vire in de Ton, de naam van de stad ligt dus voor de hand zou je denken. Dat is net iets te gemakkelijk geredeneerd. Dat zou er zelfs niks mee te maken hebben. Virton zou zijn afgeleid van het Keltische Vertunum, wat zoiets als 'versterkte heuvel' zou betekenen. In het centrum zie je de opvallende Sint-Laurentiuskerk, opgetrokken in 1834 in empirestijl.
> Boven gekomen moet je rechts vervolgen langs de Ermitage Notre Dame de Luxembourg maar eerst ga ik dus links toch nog even piepen in het natuurreservaat Raymond Magné. Op dit vroege uur poseren de vlinders er probleemloos op de bloemen, hun vleugels zijn immers nog nat en de eerste zon moet hun afgekoelde lichaam nog op temperatuur brengen. Zeldzame soorten zoals het kalkgraslanddikkopje, het tweekleurig hooibeestje, de voorjaarserebia, het bont dikkopje of het groot geaderd witje, ze geven allemaal present.