Startpagina > Wandelen > Spoorlijn 163A
Herbeumont - Sainte-Cécile (5,8 km).
Zie ook het railbook
keizersmantel
weidebeekjuffer
tripmadam
stalkaars
koevinkjes
grote keverorchis
gouden tor
> Vandaag verkeert het viaduct in redelijke maar niet optimale staat. Daal af in de vallei van de Semois en je merkt dat ook hier het wisselproces van vorst en dooi het kunstwerk aanvreten en bakstenen verpulveren. Ter hoogte van de doorgangsweg bij de camping stond jaren een beschermende stellage tegen vallende bakstenen. Enkel deze boog kreeg nieuwe baksteenbekleding in 2021.
> Bovenop was het niet veel beter. Het losgekomen gesteente van de borstwering zorgde voor een onveilige situatie. In het boek 'Langs oude Ardense spoorwegen' van Gunter Hauspie, geschreven in de jaren '90, lezen we het volgende: 'Een hele arm kunnen we door de scheuren van de bouwvallige stenen brugleuning steken. Nietsvermoedend peddelen twee kajakkers onder ons door...' Er zijn ook nog wilde verhalen dat er vanop de brug enkele zelfmoordsprongen zijn gebeurd.
> Er werd hier dan rond 2004 nogal radicaal en met wansmaak ingegrepen: de brugrand werd afgebroken, er werd een laag asfalt over de bedding gekapt en de ontsiering bereikte haar climax met een dubbele metalen hekkenconstructie over de hele lengte.
> In juli 2005 was er trouwens nog een incident rond die afspanning. Militairen hadden (zonder toestemming van de gemeente Herbeumont) de speciale bouten waarmee de afspanning in de tunnel is gehecht, losgevezen om rapeloefeningen te doen. Achteraf hadden ze de bouten niet terug ingevezen. Een paar dagen later hadden enkele vandalen dan de afspanning omvergegooid. De doorgang over het viaduct moest daardoor in volle toeristisch seizoen een tijdje worden afgesloten.
> Voordeel van de lelijke afrastering was dat het viaduct op die wijze kon openblijven voor wandelaars en dat fietsers een zachtlopende ondergrond kregen. Het was blijkbaar dit of viaduct dicht. Een noodoplossing van functioneel oplapwerk.
> De vraag is natuurlijk hoe je zo'n bouwwerk restaureert: De pijlers en bogen met cement bekleden bijvoorbeeld zou zeker een deel van de charme wegnemen.
> Eind jaren '10 werd de start van een gedeeltelijke redding aangekondigd. Het viaduct zou worden geïntegreerd in een Europees netwerk van fietsroutes. Uit het budget voor dit project werd 1,2 miljoen € vrijgemaakt voor het viaduct van Conques. Enerzijds werd de bakstenen aankleding van de boog boven de camping hersteld, anderzijds werd bovenop een nieuw wegdek aangelegd, afgelijnd met een nieuwe en minder smaakloze afrastering. Hiervoor werd het viaduct in 2020 afgesloten en opnieuw heropend voor doorgang bovenop in januari 2022.
Postkaartfoto genomen rond 1920 vanuit een ongebruikelijke hoek. Rechts komt de spoorlijn uit Herbeumont. Duidelijk zichtbaar moest rechts een hoog talud worden gemaakt. Op de achtergrond zie je nog de oude driebogige auto- en voetgangersbrug (Pont de Conques), over de N884. Na WO II is deze brug vervangen door een eenbogige overspanning. (foto Nels)
Viaduct Herbeumont Conques
Viaduct Herbeumont camping
Noordelijke tunnelingang Conques, 1357 meter lang. Overal afbrokkelende baksteen.
Zevenbogig spoorviaduct over de Semois tussen Herbeumont en Sainte-Cécile
Viaduct Conques tijdens de bouw in 1902 (ingekleurde postkaartfoto Nels)
Het indrukwekkende viaduct van Conques als toeristische attraktie
Winter over de Semoisvallei. Achterin het viaduct van spoorlijn 163A, voorin de brug van de N884.
> 1. Onmiddellijk bij het einde van de rondvormige brug over de N884 (1,3 km voor de tunnel) zie je rechts een pad dat naar de N884 daalt. Zo kun je over de N884 tot de autobrug over de Semois wandelen (250 meter) voor een klassiek postkaartuitzicht over het spoorviaduct van Conques.

2. Wandel dan terug dan naar waar je de spoorbedding verliet en onderweg zie je rechts witrode tekens van het GR-pad 16l (Sentier de la Semois). Volg de tekens rechts, stevig bergop en na 15 minuten kom je zo bij het schitterende uitzichtpunt Rocher du Moulin (schuilhut). De winterse foto een eind hierboven van de bruggen over de Semois is van daaruit genomen. Je hebt er ook een zicht over de rotsen waarop de burcht van Herbeumont ligt.

3. Vervolg eventueel over het GR-pad dat je helemaal hogerop voert naar het uitzicht over de Tombeau du Chevalier (+ 25 minuten) een van de allermooiste uitzichtpunten over de Semois.

4. Wandel dan terug naar de spoorlijn over GR of volg op de terugweg een eind lager de groene rechthoeken dalend tot bij de spoorbedding. Indien je niet door de tunnel wil, volg dan op het uitzichtpunt Tombeau du Chevalier het GR-pad verder langs een tweede uitzichtpunt bij een schuilhut (5 minuten). Nog verder op de GR stuit je op een rustig asfaltweggetje. Neem deze niet naar rechts zoals de GR doet, maar ga links en kies daarna paden via een goeie topokaart. Over verharde en onverharde paden en wegen kun je zo naar Saint-Cécile wandelen. Je wandelt het centrum van Sainte-Cécile in onder een L163a-spoorbrug ( Rue de Hémeau).
(Met dank aan Pieter Geens voor de aanvullingen)
Superieure kruising met de Rue de Bravy
> Dit traject is het meest spectaculaire deel van spoorlijn 163A. Tussen de stations van Herbeumont en Sainte-Cécile liggen twee grandioze kunstwerken die tot de meest indrukwekkende spoorinfrastructuur behoren die in België ooit is gebouwd: Het viaduct over de Semois en een spoortunnel die met 1357 meter lengte ooit de langste van België was. Beide monumenten zijn bijzonder aantrekkelijker in het kader van dit railtrackingverslag.
> Helaas is de natuurlijke afbraak van de tunnel van Ste-Cécile zo ver gevorderd (afbrokkeling van het bakstenen gewelf) dat de gemeente Florenville in 2004 op politiebevel het kunstwerk officieel heeft gesloten. Zelf verkenden we al verschillende keren de binnenkant van de tunnel, we exploreren immers al sinds 1998 af en toe de resten van deze bijzondere spoorlijn. Het viaduct van Conques dat de Semois kruist, is daarentegen wel nog toegankelijk gebleven en is recent zelfs gedeeltelijk gerestaureerd.
> We tracken hier de historische loop van spoor 163A, dus ook de tunnel. Alternatieven voor de tunnel-passage lager hier. Lees ook de updates over de tunnel van Conques op deze speciale pagina.
> Trekkings.be onthoudt zich uitdrukkelijk van verantwoordelijkheid voor wie door de tunnel van Sainte-Cécile wandelt.
Viaduct Conques over de Semois
Tunnel nabij de priorij van Conques rond 1904, kort na de bouw (Foto Nels)
Sentier de la Semois
De max voor de railtracker:
Kamperen onder het historische viaduct.
Evolutie van het viaductdek van Conques van 1920 tot 2024.
Camping Champ le Monde, sinds de jaren 1960
Viaduct Conques, gezien vanaf de linkeroever van de Semois
> De kloostergebouwen van Conques hebben een erg lange geschiedenis. In 648 gaf Sint-Remaclus de opdracht om hier in de streek een klooster op te richten. De graven van Chiny schonken het domein in 1173 aan de monniken van Orval. Aanvankelijk werden die gronden verpacht en stond er enkel een schuur. In 1694 werd een rusthuis/studiehuis voor de monniken op deze plaats gebouwd. In 1718 werd zelfs een kerk ingewijd. Zoals elders moest ook Conques sluiten tijdens de Franse Revolutie. De priorij werd opgeheven in 1793. Pas in 1913 kwamen er terug monniken, verdreven uit Normandië. Niet voor lang echter. In 1924 zijn ze alweer weg.
De noordelijke tunneltoegang bij de bouw rond 1905. Er werd hier een cement- en baksteenfabriekje gebouwd om ter plekke in bouwmateriaal te voorzien voor het tunnelgewelf. Het spoorlijntje dient om steenafval af en bouwsteen aan te voeren. (foto Nels)
Tripmadam
Koningskaars
Grote keverorchis
Keizersmantel
Gouden tor op valeriaan
Parende koevinkjes
Weidebeekjuffer
Le Tombeau du chevalier
Tunnel nabij de priorij van Conques. Spoorlijn loopt boven, onder loopt de N884.
Tunnel nabij de priorij van Conques tijdens de jaren de jaren 1950. (Postkaarfoto Gaillard)
Tunnel Conques
Priorij van Conques rond 1970 (postkaart Iris)
> OK, na een bezoek aan Herbeumont en zijn kasteelruïne pikken we het spoor terug op bij de stationssite van Herbeumont, vandaag een parking voor kampeerbussen. De spoorbedding is gedeeltelijk verhard, in het kader van een RAVeL (fietspad).
> Na 350 meter lopen we over de 16de brug. Ze overspant de N884, hier de Rue de Bravy. Net zoals spoorlijn 163A loopt de N884 naar Saint-Cécile, maar over de weg doe je er wel bijna 9 km over! Via de spoorweg nog geen 6 km, de spoortunnel verderop verklaart het verschil.
> In 1942 werden de gebouwen verkocht aan de familie De Naeyer die er nu nog een driesterren hotel met restaurant uitbaat. Gastvrijheid in een klooster, maar je moest er wel stevig wat euroflappen voor neertellen. Slapen kon tot 2017 vanaf 100 € maar na 2017 kreeg de site een nieuwe eigenaar. Sinds 2021 is het hotel voor onbepaalde tijd gesloten en raakt alles wat in verval. Wellicht een tijdelijke evolutie, gezien de klassering als belangrijk Waals erfgoed.
> Lees ook de updates over de tunnel op een speciale pagina.
> Over de Semois te Conques werd een bakstenen viaduct aangelegd van 38 meter hoog, 160 meter lang en met 7 boogoverspanningen. De bouw van het viaduct werd door de bedrijven Chagnaud en Cox al aangevangen in 1902. Het viaduct was het eerste afgewerkte kunstwerk voor spoorlijn 163a. Er werd een passerelle over de Semois aangelegd, met decauvillespoor voor aanvoer van de bouwstenen. Eerst werden alle pijlers opgetrokken, in een volgend stadium werden de boogoverspanningen gerealiseerd, daarna werd het brugdek gebouwd en in een laatste stadium werd de borstwering gemetseld.
> Er werd 2 jaren aan gebouwd en er zouden 9 miljoen bakstenen in het viaduct zijn verwerkt. De bakstenen constructie van sierlijke hoge bogen, waarvan de middelste bijna 40 meter boven de Semois reikt, is zondermeer indrukwekkend. Hoewel de bouw reeds in 1904 werd afgewerkt, zou het nog 10 jaren duren vooraleer de eerste treinen (onder Duitse bezetting) over het viaduct rolden!
> Het is de fantastische setting dat van dit sierlijke bouwwerk misschien wel het mooiste spoorviaduct van de Benelux maakt. Desondanks is dit kunstwerk geen beschermd monument. Gevolg is dat er ook lang niet werd geïnvesteerd in onderhoud en herstelling van het viaduct.
> Het viaduct van Conques met zijn bakstenen pijlers en bogen behoort eigenlijk tot een bouwstijl die in het begin van de twintigste eeuw op zijn einde liep. Tijdens WO I wordt door de Duitse bezetter immers voor het eerst beton en staal aangewend, bij de bouw te Moresnet van de pijlers van het 1,2 km lange spoorviaduct daar. In Sint-Anna-Pede staat een 540 meter lang viaduct, gebouwd eind jaren '20 waarvan zowel de pijlers als de bogen in gewapend beton zijn opgetrokken, erg vernieuwend voor die tijd.
Noordelijke tunneltoegang
> Aan de overzijde van het viaduct zijn we in het gehucht Conques, op het grondgebied van de gemeente Florenville. De resterende 12 km van het Belgische traject zullen in deze gemeente lopen, eerst langs het dorp Sainte-Cécile en dan Muno. Zowat 100 meter na het viaduct kruisen we (superieur) voor de vijfde maal de N884 over een rondvormige brug. Dit was de allereerste brug die werd gebouwd voor de spoorlijn, in 1902.
> Op een paar 100 meter, in de richting van de Sainte-Cécile, liggen langs de N884 de voormalige kloostergebouwen van Conques.
> De tunnel van Conques op spoorlijn 163a was met 1357 meter lengte ooit de langste van België. Niet voor lang echter. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bouwden Russische dwangarbeiders onder Duitse bezetting in recordtijd een spoorlijn tussen Aken en Tongeren. Tot de talrijke kunstwerken op spoorlijn 24 behoort de tunnel van Veurs, gelegen onder grondgebied van de huidige gemeente Voeren (Limburg). In februari 1917 al (2,5 jaar na de openstelling van spoorlijn 163A) werd ook lijn 24 ingereden. De tunnel van Veurs is 2130 meter lang en nog steeds in gebruik. Als je de ondergrondse verbindingen van trein / tram / metro in de steden Brussel, Luik en Antwerpen buiten beschouwing laat was deze tunnel tot voor kort de langste van België.
> 'Tot voor kort' dus want in 2009 werd dat record verpulverd, toen de eerste treinen door de 6,5 km lange tunnel van Soumagne rolden. Lang, langer, langst: we zijn er nog niet want amper 5 jaren later opende onder Groot-Antwerpen de Antigoontunnel, met zijn 6,75 km nog net ietsje langer...
> 150 meter na de brug over de N884 heb je een padenkruising (eventueel van de spoorlijn afwijken om de uitzichtpunten 'Moulin' en 'Libaipire' te bezoeken). Vlakbij staat een waarschuwingsbord dat je verbiedt door de tunnel te lopen. In dit verslag blijven we het spoortraject echter trouw volgen. Om de tunnel te vermijden kies je eventueel voor een mooi maar 3 X zo lang alternatief: het Sentier de la Semois richting Sainte-Cécile of bunk jezelf een ruwe passage via de ontsnappingspaden voor en na de tunnel.
Sentier de la Semois
> Op slechts 300 meter ligt het centrum van Sainte-Cécile. Er is nog een café, de Courthéoux- superette, de laatste winkel, sloot rond 2010. Camping de la Semois: Volg de Rue de Muno over 1,1 km richting Chassepierre en dan links (staat aangeduid). Sainte-Cécile ligt op de grens tussen Ardennen en Gaume, dat reflecteert zich oa in de aard van woningbouw. Rond de forse klokkentoren zie je zowel huizen die in Gaumse zandsteen zijn opgetrokken als huizen die gebouwd zijn met de typische Ardense hard- en schiefersteen.
> Hier ook kruisen 2 bekende langeafstandspaden: Sentier de la Semois (GR 16, deel van het voormalige AE-pad) en de Gaumeroute. Wandelen langs de oevers van de Semois tussen Sainte-Cécile en Herbeumont staat garant voor genieten. In de jaren '30, toen er nog treinen reden over de sporen, was Sainte-Cécile een vrij populaire uitvalsbasis voor wandelaars. Behalve de trein was Sainte-Cécile immers ook het terminusstation van een tramlijn die Marbehan en Florenville linkte met dit dorp. Ook die tramlijn is inmiddels al lang verdwenen (zie volgende pagina). Nu is er enkel nog buslijn 163a.
> Onder de spoorbrug van de Rue de Muno dus (rustbank) en dadelijk rechts in de Rue de la Gare. We moeten hier nog even parallel met de spoorlijn verder wandelen want ook hier is de bedding overgroeid.
> Onder het viaduct ligt een camping, 'Champ le Monde', ook bekend als 'Arnocamps'. Wil je er overnachten gebruik dan het sterk dalend paadje links, vlak voor je het viaduct over wandelt. Eigenlijk bederft de aanwezigheid van de camping wat het zicht over de Semois, maar ze behoort na meer dan een halve eeuw tot het meubilair van het postkaartplaatje. Uiteraard heb je van hier een uitstekende basis voor verkenningen langs de spoorlijn en de boeiende wandelomgeving. We overnachtten er zelf een aantal keren. Het comfort is er nogal basic, het kan er op drukkere momenten lawaaierig zijn en bij windstil weer kunnen de vele houtvuren die worden aangestoken nogal verstikkend werken. Er is 's zomers een café. Als alternatief is er de camping La Garenne, die eveneens gelegen is in de buurt van de spoorlijn maar andere zijde van Herbeumont.
> De attraktie om hier te Champ le Monde te kamperen is uiteraard de setting onder het overweldigende viaduct. Vermijd de drukte in de vakantiemaanden en de verlengde weekends in mei en juni, als er een influx is van veel Nederlanders. 's Winters kan deze camping uitzonderlijk onder water lopen, zoals in '93-'94. Sommigen vinden de camping geweldig, anderen vinden ze te chaotisch. Een rustiger alternatief is camping La Garenne, ook dichtbij de spoorlijn gelegen maar aan de andere zijde van Herbeumont.
Tombeau du Chevalier, 'ontsporing' zonder tunnelpassage.






> Dit is een wandelkaart van 'Touring Club de Belgique' van ongeveer 1930. Spoorlijn 163A was in vredestijd toen nog maar een goeie 10 jaren open. Ingetekend met een doorlopende stippellijn is het spoortraject. Je ziet er ondermeer de stations van Herbeumont en Sainte-Cécile op, evenals de ondergrondse passage door de 1357 meter lange tunnel. De onderbroken stippellijn is van de Semois-Wandelweg - Sentier de la Semois, ook bekend in die tijd als lang wandelpad nr 4 van Touring Club, gecreëerd vanaf 1922, gefinaliseerd eind jaren '30. Dit pad werd in 1964 geadopteerd voor het Ardennen-Eifelpad GR AE en bewegwijzerd met de bekende wit-rode GR-tekens.
> In 2009 kreeg het pad na 60 jaren onderbreking weer de naam 'Sentier de la Semois', nadat het Belgische deel van GR AE werd opgeheven enkele jaren eerder. De 205 km lange wandelroute staat sindsdien ook bekend als G.R. 16. Tussen Sainte-Cécile en Herbeumont liep het tot 2022 op een detail na nog exact over hetzelfde traject dan 100 jaren eerder. In 2023 werd het traject wat gewijzigd ter hoogte van Conques om de drukker geworden verkeersweg N884 te vermijden. Zo wandel je nu over een stukje spoorbedding van L163a. Een alternatieve aftakking over het spoorviaduct van Conques maakt bovendien een GR-verbinding met het centrum van Herbeumont.
> De tocht langs en boven de Semois hier behoort tot het allermooiste op wandelgebied in België en vormt een uitstekend alternatief om omwille van veiligheidsredenen de spoortunnel te vermijden. Nog beter is om er een rondwandeling van te maken, waarbij je tussen Sainte-Cécile en Herbeumont spoorlijn 163A perfect kunt combineren met het wandelpad langs de Semois (zie de pagina met wandelinfo / wandelsuggesties).
> Sinds 2022 is er ook Streekroute GRP 161 'Tour du Pays de Bouillon', die - met geelrode tekens - vaak in het spoor van GR 16 loopt. Links op Trekkings.be over GR 16. Wandelverslag over de gehele GR 16 / Geschiedenis van het Semoispad.

Tranchée dit 'du Renard'

> Voorbij het bord '1200 meter' is de bedding weer wat ingegraven in de zogenaamde 'Tranchée Renard', genoemd naar de opzichter-voorman van de werken daar. Verderop loopt de bedding dan weer verhoogd door het bos. Het pad kan af en toe wat drassig zijn. De bedding graaft zich weer in, je nadert de derde en langste tunnel van spoorlijn 163A: 1357 meter lang en 9 meter breed.
> Het pad richting tunnel is zo een van die delen van de spoorlijn die bruist van leven op een zonnige lente- of zomerdag. Op nattere, ingesneden beddingdelen dansen verscheidene libellensoorten tussen licht en schaduw. Ook vlinders profiteren volop van dit milieu. Bonte zandoogjes, witjes, koevinkjes, maar ook meer zeldzamere soorten, zoals de keizersmantel, een vlinder die je in Vlaanderen zelden ziet maar in de Ardennen vaker wordt gespot. Een van de grootste dagvlinders die in België voorkomen. Een erg onrustige vlinder, wild heen en weer vliegend op variërende hoogte. Dat hoge energieverbruik maakt de vlinder hongerig, hij is constant op zoek naar nectar in distels en leverkruid, beide aanwezig langs de spoorbedding.
> Neem je tijd als je dingen wil ontdekken. Spoorbeddingen zijn vaak onvervalste kruidentuinen. Ook orchideeën vind je hier, zoals de grote keverorchis. Niet zo'n zeldzame orchidee maar door zijn groene bloemen valt hij helemaal niet op. Je vindt deze orchidee op de wat nattere delen met voldoende schaduw.
> Onderweg naar de tunnel passeer je op de linkerzijde puinkegels. In de late lente / vroege zomer groeien tussen de rotsen tot 2 meter koningskaarsen, makkelijk herkenbaar door de piekende, verticale, gele bloementoortsen. Dé ontdekking op de steenhellingen was een vetplantsoort met de leuke naam 'tripmadam'. Je vraagt je af hoe het mogelijk is dat zulke schitterende gele bloementrossen als het ware zo maar uit harde rotsen kunnen komen.
Tunnel Herbeumont Conques
Tunnel Sainte-Cécile
Tunnel Sainte-Cécile, ooit de langste tunnel van België
Natuur op het spoor tussen het viaduct van Conques
en de tunnel van Sainte-Cécile (Tranchée (dit) 'du Renard')

Zuidelijke tunneleinde
Resten bij de zuidelijke tunneluitgang van een Elia-middenspanningslijn die in de jaren '80
door de tunnel werd getrokken
Nis naar de mijnkamer
> OK, vlak voor de ingang van de tunnel word je dus geconfronteerd met stevige hekkens die de toegang tot de tunnel blokkeren. Sinds 10 juni 2004 is de tunnel officieel gesloten uit veiligheidsredenen en in afwachting van restauratie. Nu ja 'restauratie'? Het is een oude droom om de tunnel te integreren in een RAVeL-traject voor fietsers. Maar er is gewoon geen geld voor zulke dure restauratie. In een studie van 2014 werd berekend restauratie een slordige 5 miljoen € zou kosten. Ondertussen zet de natuur haar afbraakwerk gezapig voort. Of die restauratie er ooit komt is twijfelachtig.
> Aanvankelijk stonden er nadars, die wandelaars gewoon uit de betonblokken lichtten. Een volgende, stevigere afsluiting was ook geen lang leven beschoren. De huidige afsluiting is nog steviger. Aangezien we over 10 jaren gespreid hier meermaals waren, hadden we volop de gelegenheid om de tunnel te exploreren toen er nog geen versperring was.
> Links bij de ingang zag je tot voor enkele jaren een elektriciteitspaal. Deze behoorde tot een bovengrondse middenspanningslijn tussen Herbeumont en Sainte-Cécile en dateert van na de spoorwegsluiting in 1969. Bij de tunnelingang werd ze wellicht in de jaren '80 ondergronds door de spoorbedding getrokken. In de tunnel werd daarvoor dus een sleuf gegraven en met weinig zorg weer dicht gegooid, vandaar dat de spoorbodem over het hele tunneltraject nogal hobly-wobly is. De elektriciteitslijn is rond 2006 weer uit gebruik genomen. De electriciteitspalen die aan beide zijden naar de tunnel liepen, werden weggenomen in 2008 maar in de tunnel werd de kabel niet opnieuw uitgegraven.
> Binnenin de tunnel zijn tientallen nisvormige uitsparingen in de tunnelwand op regelmatige afstand van elkaar en elk zowat iets meer dan 2 meter hoog. Het zijn vluchtnissen, zoals die ook nu nog in tunnels worden gebouwd, bedoeld voor spoorwerkers.
> Vreemder zijn dubbele reeksen van 5 diepe gangnissen halverwege de tunnel. Deze vormen 'mijnkamers'. Hiervoor volgende interessante verklaring door Victor Lansink van Railtrash!:
Een mijnkamer dient om de tunnel in tijden van oorlog eventueel te kunnen opblazen, zodat de vijand er niets meer aan heeft. De mijnkamer bestaat in de eerste plaats uit een lage gang van ongeveer 3 meter haaks op de tunnelwand, gevolgd door een dwarsgang naar beide kanten (dus parallel aan de tunnel) en daar weer een zijnis in aan beide uiteinden, waar de explosieven in geplaatst kunnen worden. Veel tunnels hebben een dergelijke voorziening.
Nog volgens Victor zijn deze mijnkamers op het eerste zicht niet aanwezig in de tunnels die we eerder passeerden.
> De mijnkamers werden wellicht gemaakt bij de afwerking van de tunnel rond 1905 - 1907 op vraag van de Belgische generale legerstaf. Bedoeling was om de tunnel eventueel op te blazen en zo een hindernis in te bouwen om een korte militaire treincorridor tussen Duitsland en Frankrijk te kunnen blokkeren.
> De doorgang door de tunnel loopt verder vrij vlot, er zijn behalve de oneffen bodem, het steengruis, hier en daar wat druppend water en de beek die aan de zijkant stroomt, niet echt obstructies. Af en toe passeer je nissen in de tunnelwand. Aan het zuidelijke tunneleinde is er weer aanzienlijke waterinsijpeling. Na ongeveer 20 minuten wandelen ben je weer de donkere pijp uit.

L163A, een ijspaleis: In de 'buik' van de tunnel van Ste-Cécile tijdens een periode van hard vriesweer
Flora boven de tunnel: schermscheefbloem,
De ijsstalactieten van Ste-Cécile haalden zelf de Waalse krant L'Avenir in 2021
Gekanaliseerde beek
boven de tunnel
> In tegenstelling tot de twee vorige tunnels op dit spoortraject loopt de 1357 meter lange tunnel kaarsrecht. Je ziet dus bij het begin van de tunnel meteen ook het einde, al is het lichtpuntje in de verte aanvankelijk maar een speldenkop groot.
> De noordelijke toegang staat kort gedeeltelijk onderwater, maar botten zijn niet nodig om er door te komen. Het water stroomt zuid-noord en wordt geleid in een ondergronds kanaaltje dat 30 meter voor beide tunnelingangen weer boven komt. Het water is voornamelijk afkomstig van een beek boven de zuidzijde van de tunnel en van diverse insijpelingen door de tunnelwand verderop. Het tunnelgewelf is - met name aan de zuidelijke en de noordelijke toegang - in zeer slechte staat, 100 meter van de tunnelingangen is het een stuk beter. Dat heeft te maken met de sterkere invloed van de wisselende buitentemperatuur bij de ingangen. Vooral aan de noordzijde is de toestand slecht en is er veel baksteen uit het gewelf gevallen. Er is echter ook nog een andere verklaring waarom de noordzijde er zo slecht aan toen is. Aan die kant zou voor het bovengewelf enkel en alleen baksteen zijn gebruikt, terwijl in het zuidelijke deel van de tunnel met baksteen en natuursteen werd gewerkt in het plafond.
> Waarom in het zuidelijk deel ook minder vochtgevoelige natuursteen werd gebruikt is kun je zelf verklaren: vind ten zuiden van de tunnel een paadje dat boven de tunnel en in het Bos van Sainte-Cécile loopt en je passeert vlak boven de zuidelijke tunnelingang een snelstromend en speciaal voor de tunnel gekanaliseerd beekje. Er is hier een brongebied, waardoor het tunnelplafond hier wellicht extra bescherming nodig had.
> Ook in de tunnel van Ste-Cécile houdt de winterse afwisseling van vriezen en dooien lelijk huis in de wand van poreuze baksteen. Die spanning van onregelmatige uitzettingsdruk op de bakstenen veroorzaakt een hoop afbrokkelend gesteente, op sommige plaatsen ligt een tapijt van baksteenscherven. Komen daarbij tijdens de winter nog de massieve ijspegels aan de wand, die onder hun gewicht neerstorten en gesteente uit de wand meesleuren.
> Het is trouwens een spectaculair zicht, die enorme ijsstalactieten tijdens een harde winter. Bij de noordelijke ingang moet je zelfs voorzichtig door een echt bos van stalactieten slalommen. Echt surrealistisch: Ze hangen als zwaarden van Damocles boven je hoofd. Uiteraard is dat niet zonder gevaar! Opletten dus 's winters of bij vries- en dooitemperaturen.
> Naar aanleiding van onze eerste rapportering over dit stalactietenbos ontstond na 2010 een hype onder urbexers om deze plek op te zoeken. Uit onze beschrijving doopten ze vervolgens de tunnel van Sainte-Cécile als de Tunnel van Damocles. Helaas laten sommige urbexers ook sporen achter in de vorm van graffiti-tags, bierblikken en andere afval. Jammer.
> Het probleem met waterinsijpeling in de tunnel van Ste-Cécile heeft blijkbaar altijd al bestaan: volgend interview met een spoorwerker werd opgetekend enkele tientallen jaren geleden in een boek over de spoorlijnen van Luxemburg (vertaling):

"In Sainte-Cécile is er een tunnel van 1800 meter lang
(opm. fout, lengte = 1357 meter), daar lag een enkelspoor, maar je kon altijd gebruik maken van de vluchtnissen om de treinen te vermijden. Nu ligt er geen spoor meer. Ik werkte er toen men er rails van 100 meter lengte aanlegde. Midden in de tunnel was een gat in het gewelf en water viel op het spoor. Op een dag 's winters passeerden we er eens met de fameuze draisine (opm. draisine = spoorwagentje voor spoorpersoneel). Op de plaats waar het gat is had ik niet meteen het ijs gezien. We hadden immers geen lampen. Ik reed met lantaarns. Die dienden eerder om gezien te worden in plaats van te zien. Ik stond voor een blok ijs van wel een meter hoogte. Ik heb de remmen dicht gegooid en ben uitgestapt.
"Wat gaan we doen?"
"We kunnen hier niet passeren, we moeten een andere keer terugkomen.''
" Ja, maar hoe lossen we dat probleem op?"
Ik heb toen voorgesteld dat men hout zou verzamelen en stockeren bij de tunnelingangen, 's zomers als de bomen en struiken op de taluds worden gesnoeid. Als het dan 's winters begon te vriezen maakte men vuur. Sindsdien heeft men dat altijd toegepast. Door de rook vroor het niet in de tunnel. Als je als wandelaar door de tunnel passeert kun je dat gat nog altijd zien. Er is ook een aquaduct, die door de hele tunnel loopt. "
(H.J.)
> Aangezien het in een 1357 meter lange tunnel toch donker is bracht ik eens een nachtelijk winters bezoek. In de tunnel hingen enorme ijspegels met een lengte variërend in grootte van 50 cm tot 3 meter! Het was een dag geweest met een groot temperatuurverschil tussen dag en nacht (+7 en -6). Het gevolg daarvan was dat sommige ijskegels afbraken en op de tunnelvloer kletterden...een behoorlijk beangstigend gedruis, versterkt door de geluidsweerkaatsing in de tunnel. Die enorme pegels hangen aan het plafond als scherpe dolken en kunnen dus zo op je neerstorten. Het was te riskant om lang rond te hangen hier. Te gevaarlijk. Een perfecte plek voor een horrorfilm maar niet echt om live mee te maken... Scary...
Zomerse passage door de tunnel (noordelijke zijde) in 1998 per fiets, lang voor ze werd afgesloten
Nachtelijk bezoek

Sainte-Cécile
> Aan de andere kant van de tunnel is duidelijk merkbaar dat de spoorlijnbedding zacht klimt. Pas nu verlaten we echt de vallei van de Semois. Het struikgewas kan 's zomers vrij dicht gegroeid staan. De aanvankelijk wat ingegraven bedding wordt al vrij snel een talud. Die helling is opgebouwd met het steenpuin dat vrij kwam bij de uitgraving van de tunnel van Ste-Cécile. 1300 meter na de tunnel kruist spoorlijn 163A superieur de Rue du Hémeau.
Foto boven, spoorbrug met de ex-spoorlijn superieur lopend, gezien komende uit Sainte-Cécile.
Foto onder, zelfde setting maar meer dan 100 jaren vroeger (rond 1909), bij de prille bouw van de brug over de Rue de Hémeau. Het spoortalud zou hier na de bouw nog meters worden opgehoogd (zie de ingetekende bruine stippellijn. Het huis rechts overleefde wonderwel de ingrijpende werken (Oude foto Lenain)
Een jaartje later (rond 1911) is reeds een deel van het hoge spoortalud gerealiseerd. Een werktrein (over smalspoor) rijdt af en aan met stortmateriaal voor verdere bermverhoging (Foto Duparque)
Spoorbrug boven de Rue de Hemeau na de voltooiing rond 1912.
Opgehoogde spoorbedding tussen de tunnel van Ste-Cécile en Ste-Cécile-dorp
Rue du Hémeau, superieure spoorbedding
> 350 meter na de passage over de brug van Hémeau komt er een wat abrupt einde aan de doorgang over de spoorbedding. Verderop is de bedding over 200 meter verwilderd met stekelig struikgewas. Bij een verkeersbord dat wandelaars in de tegengestelde richting waarschuwt voor de tunnel - die ondertussen 1600 meter achter ons ligt - ga je dus rechts de spoortalud af. Dadelijk links dan om over het erf van een boerderij parallel tot de Rue de Muno te wandelen. Wandel daar links en onder de spoorbrug van lijn 163A.
Artikeltje uit de krant l'Avenir van 1 mei 1914. Groot feest in Sainte-Cécile. 14 jaren na de eerste spadesteek was de spoorlijn hier eindelijk afgewerkt. De laatste (Italiaanse) arbeiders werden uitgewuifd met ondermeer vuurwerk en artillerieschoten. De tunnel van Ste-Cécile werd speciaal voor de gelegenheid verlicht! De inwoners van Sainte-Cécile wisten op dat moment nog niet welk onheil er 3 maanden later aankwam. In augustus 1914 vielen de Duitsers België binnen. Ze namen de gloednieuwe spoorlijn 163A in gebruik (of misbruik).
Ter hoogte van de kerk van Sainte-Cécile
wordt spoor 163A erg overgroeid
> Het zal je wel opvallen dat dit soort brug wat atypisch is voor lijn 163A. Bij de aftocht van de Duitse soldaten in 1944 richtten de verliezers nogal wat schade aan. Behalve het viaduct van Morépire moest er ook in Sainte-Cécile een brug aan geloven. Dit is ze. Bij de herstellingen eind jaren '40 kwam deze noodconstructie in de plaats. Vreemd genoeg is ze tientallen jaren na de sluiting ontsnapt aan bulldozergeweld en bleef de eerder karakterloze constructie er zo bijliggen tot 2021, toen een nieuw brugdek werd gelegd. Maar de brug overleefde dus. Dat kan helaas niet worden gezegd van de (verdwenen) brug die we zo dadelijk zullen passeren. Halte buslijn 163a Bertrix - Muno.

Sainte-Cécile

20ste brug: Over de Rue de Muno te Sainte-Cécile. De laatst overblijvende dwarsliggers op het ganse traject van spoorlijn 163A in België. Een stuk of 10 spoorbils die rusten op een stalen constructie over de Rue de Muno. Deze brug lag er van 1949 tot 2021.
Er werd in 2021 een nieuw brugdek geplaatst in afwachting van de mogelijke verlenging van het RAVeL-traject.
Verdwenen brug over de Rue de Bouillon, afgebroken om de autoweg te verbreden.
Hierboven een foto van die brug met een passerende trein bovenop.
Sainte-Cécile, deze spoorbrug moest wijken na de sluiting van de spoorlijn voor de verbreding
van de Rue de Bouillon, verbindingsweg tussen Florenville en Bouillon.
> Je komt bij de snelle weg Bouillon - Florenville (N83 of Rue de Bouillon). De spoorbrug is hier al lang verdwenen, ten voordele van wegverbreding. Toen de brug er ongebruikt bij lag eind jaren '70, reed er eens een hoge vrachtwagen tegen, ze werd nadien afgebroken om doorgang vergemakkelijken. Dit is de tweede brug die geheel verdwenen is sinds we in Orgeo vertrokken.
> Wandel rechtdoor, nog steeds Rue de la Gare. De weg klimt en zoekt aansluiting met de spoorbedding. Links passeer je een groot huis, het voormalige treinstation? Toch niet. Vroeger was dit het Hotel de Lorraine, ongetwijfeld gebouwd met het oog op talrijke bezoekers uit Frans Lotharingen die de treinwagons zouden uitspuwen, hier vertrok immers ook de tramlijn naar Florenville. Die internationale verbinding kwam er echter nooit tijdens vredestijd.
> Spoorlijn 163a blijft haast ongemerkt dalen naar de vallei van de Semois. 300 meter na de brug over de Rue de Bravy bereiken we het indrukwekkende viaduct van Herbeumont/Conques.
> Tot slot nog volgend leuk weetje. Nogal wat rotsen in dit deel van de Ardennen hebben de naam 'Rocher du Corbeau' of 'Roche aux Corbeaux', wat zoveel betekent als 'Ravenrots' of 'Rotsen van de Raven'. We passeerden in de buurt van de tunnel van Linglé zo'n rotspartij. Raven voelden zich in deze beboste regio thuis en nesten bij voorkeur op de uitstekende rotsen bij de randen van het woud.
> Eind 19de eeuw was de raaf echter zowat volledig uitgestorven in de streek. Met veel geduld en op initiatief van Jacques Delvaux werd in de jaren '70 van vorige eeuw de raaf opnieuw geïntroduceerd. Een 50-tal vogels werden hier vrijgelaten. Jonge raven doen er een drietal jaren over vooraleer ze de eerste maal hun nest maken en eieren leggen. De bekroning van dat project kwam er in 1979, toen een allereerste nestende koppel werd ontdekt... op het verlaten viaduct van Conques!
> We zijn aangekomen op de site van het voormalige treinstation van Sainte-Cécile en 19 km ver sinds Orgeo. Eigenlijk kun je van een treinstation niet echt spreken. Ondanks van de samenkomst met de tramlijn naar Florenville was hier eerder een eenvoudige treinhalte. Ook hier is alle spoorinfrastructuur afgebroken. Niks is overeind gebleven, de wind heeft er vrij spel. Vanaf hier ook is spoorlijn 163A ingericht als RAVeL. Tijd om even af te wijken en Saint-Cécile in te wandelen. Een winkel is er niet meer maar je kunt in dit mooie dorp wel terecht in een café om het spoorstof even door te spoelen. De rest van het spoorverhaal lees je op de volgende pagina!
Zelfde brug, foto genomen rond 1909 (foto Duparque)
mijnkamer
Zuidelijk tunneleinde met werkspoorlijn, kant Sainte-Cécile, bij de bouw rond 1905 (ingekleurde foto, Duparque)
Tunneleinde bij de bouw rond 1907 (Duparque)
Conques

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Railtracking
(35 km)