© Luc Selleslagh 2004 - 2024
>
Om weer op de St Paul Trail te komen moet je even weer hetzelfde stukje
hernemen. 10 minuten boven het dorp kom je dan weer aan de splitsing waar
je eerder bent gepasseerd. Het pad loopt over afgevlakte rotsen verder,
geleidelijk stijgend. Op een bepaald moment heb je een mooi overzicht over
de snelstromende Köprülürivier, verticaal beneden. Ondertussen
trekt de hemel dicht en bouwt zich onweer op.
>
Er volgen enkele stukjes over een oud geplaveid pad tot ook dat eindigt. De
wolken trekken verder samen over de bergrichel rechts van mij. Het lijkt er
op dat ik naar het onweer aan het toe klimmen ben. Een passerende herder vertelt
me dat het slechte weer echter zal passeren en niet hier zal uitbarsten. Ik
geloof de plaatselijke volkswijsheid maar en stap verder door over kleiner
wordende paden die zich zigzaggend een weg zoeken tussen struikgewas en rotspieken.
Wat verder loopt het pad "dood" op een akkerafspanning. De markering
van de SPT geeft hier te kennen dat je over die afspanning moet, maar die
is zo grondig opgebouwd (stevige houten omwalling met daarop bosjes stekelstokken)
dat er geen doorkomen aan is. In feite is de oplossing hier eenvoudig. 40
meter naar links en je kan gewoon de akker rondlopen. Ik vraag me af waarom
de St Paul Trail hier absoluut door de graanakker moet lopen. Net daarna is
er een waterput in een rotsspleet met een metalen waterbak voor de dieren
ervoor. De waterkwaliteit is redelijk.
Ik had beter de weerswijsheid van de herder in de aanzwellende wind geslagen
want er komen dikke regendruppels en dondergerommel uit de hemel. Even later
begint het dan toch hard te regenen en bliksemen. Even schuilen onder een
boom. Na een uur trekt de hemel open.
>
Wat verder ligt een dorpje, Kestanelik. De huizen liggen verspreid in een
groene vlakte tussen eeuwenoude tamme kastanjelaars en obeliskrotsen. Er
is een kastanjelaar bij met een basis van 6 stammen. Schitterend is de omgeving
hier. Het pad loopt vervolgens langs meer rotsen met rare vormen met soms
smalle doorgangen, door een stukje bos en over een oud en bemost monumentaal trappenpad om
dan een volgend dorp te bereiken: Delisarniç. Hier even een onverharde
weg. Een oud pad volgt. Na een pas en droge rivierbedding wordt het hoogste
punt van de dag bereikt, net boven 1100 meter.
>
De afdaling loopt vlot over een pad dat gedeeltelijk nog Romeins is (herkenbaar
aan de grote rechte blokken). Enkele kleine akkers en een kerkhof door.
Uiteindelijk kom je aan een piste en nog eens een bronnetje. Ik denk dat
het pad ongeveer tegenover het bronnetje een klein wegje neemt, maar er
is geen markering hier omdat je vlak bij de archeologische plaats Selge
bent. Ik ben hier de onverharde weg blijven volgen wat een onnodige omweg
was.
>
Van de ruïnes is het theater ongetwijfeld het meest de moeite waard,
het zitgedeelde is prima bewaard. Een paar honderd meters van de ruïnes
zijn enkele cafés en restaurantjes. Nog ietsje verder is een winkel
met restaurant en café, een beetje het centrum van het dorp. De prijzen
zijn aangepast aan het type bezoeker; toeristen die hier met mondjesmaat komen.
Ik was te moe om nog verder te wandelen en buiten het dorp een slaapplaats
te zoeken. Het moet mogelijk zijn om hier een kamer te vinden, want men is
hier gewoon aan vreemdelingen, maar ik was zelfs te moe om daarachter te zoeken.
Mijn benen wogen
plots als lood. Ik mocht mijn tent opslaan in de weide achter
de winkel, wel in het gezelschap van koeien, blaffende dorpshonden en mensen
die van uithoekjes op de loer stonden.